Home > Bodem > Beïnvloeding van bodemleven > Regenwormen
Regenwormen
Het meest zichtbare en waarschijnlijk meest bekende bodemorganisme is de regenworm. Regenwormen zijn tweeslachtig (hermafrodiet), maar niet zelf-bevruchtend. Eitjes worden het hele jaar afgezet. Afhankelijk van de temperatuur en vocht duurt het 3 tot 6 maanden voordat een worm volwassen is. In potentie kunnen regenwormen 4 tot 8 jaar oud worden, maar in bouwland leven ze meestal niet langer dan een paar maanden. Bij droogte rollen regenwormen zich op in de bodem en gaan in diapauze. In Nederland komen 18 soorten regenwormen voor.
Regenwormen worden ingedeeld in drie functionele groepen:
- strooiselbewoners (epigeïsche soorten)
- bodembewoners (endogeïsche soorten)
- pendelaars (anekische soorten).
Strooiselbewoners (b.v. Lumbricus rubellus) leven in de bovenste laag van de bodem, vooral in de zode van grasland. Ze hebben een rode kleur en zijn beweeglijk. Zij zijn belangrijk voor de afbraak van gewasresten en mest.
Bodembewoners (b.v. Aporrectodea calliginosa) zijn vaak de enige wormen die zich handhaven in de bouwvoor van bouwland. Het is een grauwe, trage worm. Hij eet zich door de grond en is een belangrijke structuurverbeteraar.
Pendelaars (b.v. Lumbricus terrestris) zijn de grootste regenwormen van Nederland. Zij graven verticale gangen (tot 3 m diepte) in gronden met een ongestoord profiel en een lage grondwaterstand. Deze worm heeft een rode kop en vaak een platte staart. Hij komt ’s nachts aan de oppervlakte om plantenresten te zoeken die hij mee de grond in trekt. Naast vertering van organisch materiaal verbetert hij de waterinfiltratie en diepere beworteling.
Belangrijkste functies van regenwormen zijn:
- afbraak van organisch materiaal
- beschikbaar maken van nutriënten
- bevordering van de bodemstructuur
- vermenging van gronddeeltjes
- beluchting
- waterhuishouding
- beworteling via het graven van gangen