Bodem
Home > Bodem > Aandachtspunten op zand-, klei- en veenbodems > Textuur vaststellen van de bodem
Textuur vaststellen van de bodem
Zand bodem
In zand zijn de korrels met het blote oog goed te zien (korrelgrootte 0,05-2 mm). De grond verandert niet van vorm tussen de vingers. Je kunt er geen kluit van maken en het voelt korrelig en los aan. Zanddeeltjes vormen geen onderlinge bindingen, waardoor er weinig samenhang is en er geen aggregaten of kruimels ontstaan.
Zand houdt weinig vocht vast. De korrels veroorzaken wel poriën die de waterafvoer vergemakkelijken. Daarmee zijn zandgronden gevoelig voor droogte. Zand geeft de bodem stevigheid (skelet), maar deze grondsoort bevat geen voedingsstoffen voor de plant.
Silt en leem bodem
Op kleigronden spreek je van silt (korrelgrootte 2-50 μm), op zand- en lössgronden van leem (korrelgrootte < 50 μm). De deeltjes zijn onzichtbaar voor het blote oog. Door de kleine poriën wordt veel water vastgehouden, maar voedingsstoffen spoelen uit. Silt plakt niet tussen de vingers, maar leem vaak wel, omdat dit ook klei bevat. De fijne deeltjes kunnen aan elkaar kitten. Dit leidt gemakkelijk tot slemp en verdichting in de bodem en aan het oppervlak.
Zavel en klei bodem
Droge klei bestaat vaak uit harde brokstukken. De kleideeltjes zijn kleiner dan 2 μm. De deeltjes kunnen heel veel water en ook voedingsstoffen vasthouden. De plant kan echter maar een deel van het water opnemen. Een zavelgrond bevat 8 tot 25 procent klei. Bevat de grond meer klei, dan spreken we van een kleigrond. Doordat water en lucht zich slechts langzaam door deze grondsoort verplaatsen, kan er gemakkelijk een gebrek aan zuurstof optreden. Dit belemmert de wortelgroei. Gewassen op kleigronden zijn zuiniger met water en komen bij droogte minder snel in de problemen. Sommige klei kan sterk zwellen en krimpen. Hiermee komt meer lucht in de bodem maar dergelijke bodems drogen ook sneller uit.
Vaststelling van de textuur
Zand | Leem (löss) | Zavel | Klei | |
---|---|---|---|---|
Korrels zichtbaar | Ja | Enkele | Ja | Nee |
Stabiliteit droge kluiten | Geen kluitvorming | Makkelijk te breken | Groot | Groot, hard en compleet |
Stabiliteit natte kluiten | Onstabiel | Matig stabiel | Stabiel | Heel Stabiel |
Vorming tussen vingers | Vormt niet | Vormt niet | Dun en breekbaar | heel lang lint en flexibel |
Bronnen:
Brady, N.C. and R.R. Weil (1996). The nature and properties of soils. 11th edition. Prentice Hall, Inc., Upper Saddle River, NJ 07458. 740 pp.
Koopmans, C.J., J. Bokhorst, C. ter Berg en N. van Eekeren (2012). Bodemsignalen. Praktijkgids voor een vruchtbare bodem. Roodbont Uitgeverij, Zutphen. 96 p.