De bodemanalyse
De chemische bodemanalyse is een middel om te ontdekken waarom een gewas niet goed groeit. Ook is het een hulpmiddel om de effecten van bemesting te analyseren en de bemesting verder te verfijnen.
Bij een bodemanalyse komen de volgende onderdelen aan bod:
- organisch stofgehalte;
- beschikbaarheid van fosfor en kalium;
- sporenelementen;
- stikstofleverend vermogen;
- Het lezen van de bodemanalyse
De zuurgraad (pH) geeft aan of er bekalkt moet worden. Het organisch stofgehalte is een indicator van de bodemkwaliteit en is ook nodig om de kalibemesting en de bekalking te berekenen. De beschikbaarheid aan nutriënten maakt duidelijk of de plant over voldoende voedingsstoffen beschikt en of de onderlinge verhouding tussen voedingsstoffen goed is.
Wanneer is een bodemanalyse nuttig?
Bij:
– het maken van een bemestingsplan
– tegenvallende bodemvruchtbaarheid
– intensieve teelten en bouwplannen
– onbekendheid met een perceel
– gewassen die veel kalium en stikstof nodig hebben
– kalkloze bodems
– herinzaai van grasland
Zandgronden moeten over het algemeen vaker bemonsterd worden dan kleigronden omdat de pH en de beschikbaarheid van nutriënten bij een zandgrond sneller veranderen dan bij een kleigrond.
Bronnen:
Koopmans, C.J., J. Bokhorst, C. ter Berg en N. van Eekeren (2012). Bodemsignalen. Praktijkgids voor een vruchtbare bodem. Roodbont Uitgeverij, Zutphen. 96 p.