Deel

Aardappel

Minimaal een derde van N-behoefte invullen met kunstmest

Vanaf 16 februari mag er in het nieuwe teeltjaar op grasland en bouwland drijfmest worden uitgereden. Voor de zandgronden is het toepassen van drijfmest een basisbemesting, voor de kleigronden is dat minder vanzelfsprekend. De lichte zavelgronden, met de hoofdgrondbewerking in het voorjaar, zijn namelijk vaak bestemd voor primeurteelten waar vanwege vroegheid en mogelijke structuurschade geen drijfmest wordt toegepast. De zwaardere gronden liggen meestal geploegd of er staat, in geval van minimale grondbewerking, nog een groenbemester die al dan niet is dood gevroren. Op de zwaardere gronden past drijfmest dan eigenlijk nog het best voorafgaand aan de teelt van middenvroege tot late consumptieaardappelen. Beperk de drijfmestgift wel tot maximaal tweederde deel van de N-behoefte van het aardappelras.

Meeropbrengst
Op proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat is in 2017 en 2018 varkensdrijfmest uitgereden over de ploegsnede voorafgaand aan een aardappelteelt met de rassen Melody en Agria. In beide jaren gaf dit een meeropbrengst in vergelijking met in het najaar toegediende vaste organische mestsoorten of als er alléén kunstmest werd toegepast.

Wanneer bemesten
Vaak is het de eerste weken na half februari op veel plaatsen nog veel te nat. Het advies is met uitrijden te wachten totdat de grond bekwaam is en vrijwel aansluitend te poten. Mogelijk kan er op vaste gronden waar minimale grondbewerking is toegepast, iets eerder worden uitgereden. Voor bouwland geldt dat de mest in beteelde grond moet worden toegediend in sleufjes van max. 5 cm breedte. Bij niet-beteelde grond moeten deze sleufjes ook minimaal 5 cm diep zijn. De bemester moet in beide gevallen tot de grond gesloten zijn. Op niet-beteelde grond mag de mest ook óp de grond worden uitgereden. Dit moet zodanig gebeuren dat de mest na het uitrijden niet meer zichtbaar is. De mest moet in 1 werkgang met 1 machine gelijktijdig worden aangebracht en ondergewerkt.

Hoeveelheid drijfmest
Omdat de N-werking van organische mest minder zeker is dan van kunstmest, adviseren we maximaal 2/3 deel van de N-behoefte van het aardappelras met drijfmest te geven. Houdt bij vaststelling van de mestsoort en giftgrootte ook rekening met de fosfaatbehoefte van aardappelen. Kies voor onbewerkte mest waar de fosfaat nog in zit. De directe fosfaatwerking van rundveedrijfmest (RDM) is lager dan van varkensdrijfmest (VDM). Bij langjarig gebruik van RDM wordt de fosfaatwerking wel 100%. Blijft het bij een incidentele toepassing in de bouwplanrotatie, dan is de fosfaatwerking van RDM eerder 60%. Een lagere fosfaatwerking (bij de start van het gewas) hoeft geen probleem te zijn als er voldoende plantbeschikbare fosfaat in de bouwvoor aanwezig is (globaal minimaal P-PAE 1,5, waarbij het PAL-getal minimaal 50 is). Bij een lagere P-toestand is VDM een betere mineralenbron. Let er op dat de aangevoerde mest zo homogeen mogelijk is en dat de gehalten bekend zijn!

Bron: Delphy

Gerelateerde artikelen

Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting
  •  *
  •  *
  •  *
Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting