Strooien
Precisiebemesting
De gewasopbrengst is sterk afhankelijk van de meststoffenverdeling. Een kleine afwijking kan al leiden tot opbrengstverlies. Hiernaast is het belangrijk voor het milieu om nauwkeurig met meststoffen om te gaan. Met het oog op de strengere wordende wetgeving is het belangrijk zo efficiënt mogelijk te strooien. Een belangrijke factor hierbij is het toepassen van precisiebemesting. De meerwaarde van precisiebemesting is dat de snelheid en werkbreedte gecontroleerd kunnen worden. Daarnaast kunnen meststoffen plaatsspecifiek toegepast worden. Hierdoor kan er een efficiëntere benutting gerealiseerd worden. Dit brengt veel voordelen met zich mee. Zo stijgt de kwaliteit van de gewassen, wordt de opbrengst hoger en heeft dit een positieve invloed op de ziekte- en onkruiddruk.
Bij precisielandbouw wordt er gebruik gemaakt van geavanceerde apparatuur en informatietechnologie. De gewenste precisie kan per bedrijf verschillen, omdat eerst gekeken moet worden naar de mogelijkheden die er zijn binnen een bedrijf en welke gewassen er geteeld worden. Precisie is namelijk anders op een groot landbouwbedrijf met extensieve gewassen, dan een klein landbouwbedrijf met intensieve gewassen.
GPS (Global Positioning System)
Precisiebemesting kan al eenvoudig worden toegepast door gebruik te maken van GPS.
Hierbij zijn er verschillende nauwkeurigheidsniveaus mogelijk zijn. Om GPS te kunnen toepassen voor landbouwdoeleinden, is een correctiesignaal nodig.
Overzicht nauwkeurigheid GPS-systemen met / zonder correctiesignaal |
|
---|---|
GPS met correctiesignaal | Nauwkeurigheid |
GPS zonder correctie | 500 tot 1500 cm (niet geschikt voor landbouwtoepassing) |
GPS met EGNOS correctie | 100 tot 300 cm |
GPS met ‘Differential correctie’ (DGPS) | 10 tot 30 cm |
GPS met RTK correctie | 1 tot 2 cm |
Bij het toepassen van minerale meststoffen is een correctiesignaal van DGPS met een nauwkeurigheid van 10 tot 30 cm al geschikt. Dit systeem in combinatie met een rechtrij-systeem is de basis van precisiebemesting. Hierbij stuurt de chauffeur zelf maar wordt hij geholpen door een stuurhulp om het juiste rijspoor te volgen. Hierbij kan gekozen worden uit een goedkopere stuurhulp met alleen lampjes of een scherm met richting indicator
Een volgende stap in precisiebemesting is het snelheidsafhankelijk strooien van meststoffen. Bij het hoogste niveau van precisiebemesting is het variabel toedienen van minerale meststoffen met behulp van sensoren en taakkaarten.
Taakkaarten
In een perceel kunnen veel verschillen voorkomen in bijvoorbeeld waterhuishouding, zuurtegraad en bodemvruchtbaarheid. Door gebruik te maken van meerdere data van bodemsensors, gewassensors en opbrengstmetingen kan er een goed beeld van de bodem- en gewastoestand worden verkregen. Door al deze data te koppelen naar taakkaarten kan er nog specifieker worden bemest. Afbeelding 32 bevat een voorbeeld van een taakkaart. Wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van een gewassensor, hoeft het niet altijd zo te zijn dat een ongezonde plant een stikstofgebrek heeft. Er kunnen namelijk meerdere oorzaken zijn. Neem daarom altijd eerst bodemmonsters.
De volgende stappen moeten doorlopen worden bij het maken van een taakkaart:
- Inmeten perceel;
- Invoeren informatie (verkregen door sensors);
- Waarde toekennen aan gegevens;
- Maken van de kaart;
- Terugkoppelen van gegevens.
Het gebruik van taakkaarten staat nu nog in de kinderschoenen, maar zal in de toekomst een belangrijke rol gaan vervullen. Er zullen veel onderzoeken nodig zijn om gegevens te vertalen naar de juiste acties en daarnaast zijn er betere en toegankelijkere sensoren nodig om goede taakkaarten te kunnen maken.
Gewassensoren
Vaak wordt een perceel als uniform beschouwd. Hierdoor is de bemesting op gemiddelde behoeftes van het gewas gebaseerd. Bij het strooien van meststoffen kan er gebruik worden gemaakt van gewassenoren, waarbij de variatie binnen een perceel gemeten kan worden en daarop de bemesting kan worden afgestemd. Hierbij worden alleen de metingen gebruikt die zijn verkregen door de gewasreflectie. Na deze gewasreflectie volgt er een berekende vegetatie-index die iets vertelt over de vitaliteit van een plant.
Er zijn twee vormen van gewassensoren te onderscheiden, namelijk:
- Remote sensing: waarnemen van een grote afstand met satellieten of een vliegtuig;
- Nabij sensing: waarnemen van een kleine afstand met bijvoorbeeld sensoren gemonteerd op de trekker of werktuig.
Als er bij remote sensing gebruik wordt gemaakt van satellieten, dan kunnen er geen gegevens worden opgevraagd bij bewolkt weer. Bij een vliegtuig dat onder bewolking vliegt is dit wel mogelijk.
Met de beelden die zijn verkregen door remote sensing, kan er informatie worden ingewonnen. Met deze informatie kan er een taakkaart van een perceel worden gemaakt.
Bij nabij sensing worden passieve of actieve sensors gebruikt die in staat zijn om de gewasgezondheid te meten en berekenen. Hierdoor kan er tijdens het bemesten meteen worden ingespeeld op de gewasbehoefte. Een actieve sensor heeft als voordeel dat er ook in het donker gemeten kan worden. Bij een passieve sensor is dit niet mogelijk, omdat deze geen eigen lichtbron heeft. Bij nieuwe kunstmeststrooiers is het al mogelijk om de kunstmestgift variabel te toe dienen met de sensorwaarden die verkregen zijn. Nabij sensing kan ook worden gebruikt om alleen strooikaarten te maken die naderhand door de computer van de kunstmeststrooier ingelezen kunnen worden. Om hierbij de positie te kunnen bepalen maakt de terminal van de kunstmeststrooier verbinding met het GPS-systeem van de trekker.
Sectie strooien
Naast variabel strooien kunnen moderne kunstmeststrooiers al secties uitschakelen voor verschillende werkbreedtes. Met deze techniek wordt overlap voorkomen en blijft u binnen de perceelgrenzen. De beperking hierbij is dat de secties minimaal twee meter breed zijn, waardoor overlap bij een geer nooit helemaal te vermijden is.
Bron
Groenkennisnet, 2012.
Kennisakker.
Krebbers, 2008.
Kverneland Group, 2014.
Sonsbeek, 2012.