Benut nawerking van groenbemesters en gras
Op de klei begint het bemestingsseizoen vaak al in augustus van het voorgaande jaar met de teelt van een groenbemester en eventueel vlak daarvoor uitgereden organische mest. Vorig jaar zijn de groenbemesters in het algemeen wat later gezaaid vanwege natte omstandigheden rond de tarweoogst. Een droge septembermaand volgde met als gevolg dat de groenbemesters laat en onregelmatig bovenkwamen. Uiteindelijk zijn de relatief laat gezaaide groenbemesters maar matig tot slecht ontwikkeld.
Ook op de zandgronden worden, onder andere onder invloed van de GLB-eisen, steeds meer groenbemesters geteeld. In mais is het op deze gronden zelfs verplicht een onderzaai uit te voeren of vóór 1 oktober een groenbemester ingezaaid te hebben. Daarnaast is verruiming van de bouwplannen met de teelt van granen, wintertarwe, wintergerst of zomergerst meer in zwang. Granen zijn een gezonde voorvrucht voor suikerbieten, die weer een mooie voorvrucht vormen voor aardappelen.
Het positieve neveneffect van al deze extra geteelde groenbemesters is de bijdrage aan een betere organische stofvoorziening. Met de huidige kunstmestprijzen is het extra interessant om goed te kijken naar de waarde aan stikstofnalevering groenbemesters en andere voorvruchten zodat ze in mindering kunnen worden gebracht op de totaalgift. Groenbemesters nemen stikstof op in het najaar tijdens de groei en deze wordt vastgelegd in het gewas. Afhankelijk of de groenbemester al in het najaar of pas in het voorjaar wordt vernietigd en ondergewerkt, kan er meer of minder stikstof voor de komende teelt worden benut. Is er sprake van een vroege najaarsbewerking, dan is de groenbemester mogelijk al te snel verteerd en is aanwezige stikstof vervroegd uitgespoeld en dus niet meer inzetbaar. Met hoeveel nalevering in welke situatie er rekening gehouden kan worden staat in onderstaande tabel.
Type groenbemester | Ontwikkeling | Onderwerken in de herfst | Onderwerken voorjaar1 | |
---|---|---|---|---|
zonder Nmin | Nmin voorjaar | |||
Kruisbloemigen | licht | 15 | 0 | 20 |
zwaar | 30 | 0 | 40 | |
Vlinderbloemigen | licht | 30 | 20 | 30 |
zwaar | 60 | 40 | 60 | |
Grasachtigen | licht | 15 | 10 | 20 |
zwaar | 30 | 20 | 40 |
1: Reeds afgevroren of vroeg geklepelde niet grasachtige groenbemesters hebben een N-werking die vergelijkbaar is aan onderwerken in de herfst.
Het advies bij het bemestingsplan is om sowieso rekening te houden met de nawerking van de voorvrucht en/of groenbemester. Zoals is af te lezen in de tabel is de hoeveelheid stikstof waarmee gerekend kan worden, afhankelijk van de stand van het gewas. Alleen de vroeg gezaaide, goed ontwikkelde groenbemesters vallen eigenlijk in de categorie “zwaar” dit jaar. Voor een goede groenbemester op zandgrond van Japanse haver, bladrammenas of gele mosterd kan 30 kg N gerekend worden. Is er nog drijfmest gereden voorafgaand aan de groenbemester, reken dan tot 1 kg stikstof per m3 drijfmest extra als nawerking. Voor een voorvrucht suikerbieten die nog goed in het blad stond en laat (november) gerooid is, kan tot 30 kg stikstof gerekend worden. Is er sprake van een voorvrucht grasland, reken dan met een nawerking 25 kg N per jaar dat er gras stond (maximaal 100 kg bij grasland van 4 jaar of ouder).
Bron: Delphy