Voor- en nadelen van diverse vernietigingsmethoden groenbemesters
Voor de meeste gronden geldt dat de tijd er weer aankomt dat de grond gekeerd gaat worden. De laatste jaren zien we in toenemende mate dat het tijdstip van de hoofdgrondbewerking, zeker op de wat lichtere gronden, verschuift van het najaar naar de winter/vroege voorjaar. Wat zijn de voor- en nadelen daarvan?
Traditioneel wordt er op veel gronden in de herfst/winter geploegd om de grond te laten verweren zodat die weer goed bewerkbaar is in het voorjaar. De factoren die de verwering beïnvloeden zijn zon, wind en vorst; vooral vorst kan een enorme bijdrage leveren. Echter, onze winters worden steeds zachter en een vorstperiode komt steeds minder voor. De verwering moet dan nog komen van zon en wind. Een ander nadeel van ‘tijdig’ ploegen is dat op een kale ploegvoor neerslag vrij spel heeft en daardoor de waterberging niet optimaal is. Na perioden met (veel) neerslag staat er dan ook vaak water tussen de ploegvoren of verslempen de lichtere gronden door vervloeiing. Ook kan stikstof inspoelen of uitspoelen omdat deze onvoldoende is vastgelegd door een groenbemester. Het voordeel van ploegen is dat de grond wel weer meer wordt belucht, al is dat effect aan het einde van de winter minder.
Door een groenbemester langer op het veld te laten staan wordt de bodem beter beschermd tegen neerslag en blijft het bodemleven actief omdat er groei van plantmateriaal is (bodemvorming). Ook is de waterberging vaak goed omdat neerslag via de plantenwortels en poriën, gemaakt door bodemleven, beter infiltreert in de bodem. Bovendien wordt er meer stikstof vastgelegd door de planten; stikstof die anders zouden inspoelen of uitspoelen. Zaadvorming van de groenbemester is wel een aandachtspunt. Dit moet voorkomen worden door de groenbemester op tijd te klepelen.
Groenbemesters kunnen de grond ook verweren, met name vanwege de grote wortelintensiteit. Deze verwering kan net zo goed zijn als de verwering tijdens een vorstperiode. Het effect van meervoudige groenbemesters op de “verwering” van de grond door een divers wortelgestel is in veel gevallen groter dan een enkelvoudige groenbemester. Uiteraard hangt dit af van de ontwikkeling van de betreffende groenbemesters. Wanneer percelen met een groenbemester pas in het voorjaar worden gekeerd, dan blijven deze percelen wel langer nat. Hierdoor kunnen de voorjaarswerkzaamheden op deze percelen vaak pas later beginnen in vergelijking met de traditioneel geploegde percelen. Zeker in een voorjaar met wisselvallige omstandigheden met korte droge perioden, is de strategie van ‘laat’ ploegen lastig en zorgt voor verlating van de teelt.
Er zijn meerdere methoden om groenbemester te vernietigen. Dit kan chemisch, mechanisch en door het natuurlijk kapotvriezen. Bij chemisch is het tijdstip van vernietigen belangrijk. In het voorjaar doodspuiten met glyfosaat kan problemen geven in de vervolgteelt. Er is voor pootaardappelteelt als volgvrucht aangetoond dat de nieuwe knollen glyfosaat kunnen opnemen en daarmee problemen geven in de teelt daarna.
Bij mechanische vernietiging zijn er verschillende methodes en machines beschikbaar. Er zijn diverse goede machines van het cultivator type, schijveneg type en messenfrees die dat kunnen bewerkstelligen, al dan niet in combinatie met machines (voorop) om de groenbemester voor de eindbewerking al klein te krijgen. Bij elk van deze bewerkingen wordt de groenbemester vernietigd en kan er een afweging worden gemaakt of de grond nog gekeerd gaat worden, dan wel klaarligt voor de volgende teelt.
Tussen groenbemestersoorten zit een groot verschil in de vorstgevoeligheid. Veelgebruikte groenbemesters als bladrammenas hebben een (forse) vorstperiode nodig om af te sterven, mosterdsoorten daarentegen leggen al het loodje bij een enkele nachtvorst. Haversoorten (gewone haver en Japanse haver) hebben vaak ook een wat langere vorstperiode nodig om af te sterven.
Bron: Delphi