Teelt groenbemesterteelt vraagt extra aandacht op graanstoppel mét gehakseld stro
Vruchtwisselingstechnisch past een groenbemesterteelt prima na de graanteelt. Het vraagt echter ook vakmanschap om de teelt te laten slagen, zeker als voor de extra aanvoer van organische stof het stro is verhakseld. Een van de redenen hiervoor is dat er niet alleen stikstof nodig is om de groenbemester op gang te brengen, maar ook voor de vertering van de stoppel én het gehakselde stro.
Deze onttrekking moet daarom opgeteld worden bij de stikstofbehoefte van de groenbemester. Een rekenvoorbeeld maakt dit helder: In een wintertarwestoppel waarbij 4 ton stro/ha is verhakseld, wordt een gele mosterd geteeld. Voor de vertering van stro is 7 kg stikstof/ton nodig. In dit voorbeeld dus 28 kg N/ha. Gele mosterd heeft een stikstofbehoefte van 50 kg stikstof/ha. De totale stikstofbehoefte is dan 28 kg + 50 kg = 78 kg stikstof/ha. Dit is ontoereikend afgezet tegen de stikstofgebruiksnorm voor deze groenbemester (60 kg N/ha op klei en veen, 50 kg N/ha op zand en löss).
Om dit probleem te tackelen kan er in plaats van bovenstaande gele mosterd ook gekozen worden voor vlinderbloemige groenbemesters zoals klavers of wikken. Een goed gevestigde vlinderbloemige groenbemester bindt stikstof uit de lucht en heeft geen stikstofgift nodig. Sterker nog, bij een stikstofgift kan de groei van de vlinderbloemige slechter zijn en doet deze ook geen moeite om de stikstofbolletjes te gaan vormen. Ook is het een teelttechnisch een vereiste dat een vlinderbloemige vroeg wordt gezaaid. Minpunt van een vlinderbloemige is dat deze vaak niet past op percelen met een aaltjesbesmetting.
Tips voor een geslaagde teelt van een groenbemester in de graanstoppel:
- Verdeling stro en kaf: Om het stro goed te kunnen verdelen en later goed te kunnen mengen met grond is het belangrijk om te hakselen tijdens of direct na de oogst. Zorg dat het gehakselde stro ook goed verdeeld wordt over de volle breedte van het perceel.
- Sporen lostrekken: Onderschat niet de verdichting in de combinesporen. Met name bij nattere oogstomstandigheden, maar ook onder droge omstandigheden kan er in de sporen verdichting optreden. Combines zijn in de loop van de jaren steeds zwaarder geworden waardoor de groei van een groenbemester flink verstoord kan worden in de sporen. In verdichte grond vertraagt ook de vertering van stro. Trek indien nodig de sporen los onder goede omstandigheden. Als er mest is uitgereden na de oogst, denk dan ook aan deze sporen!
- Vochtvoorziening: In de meeste gevallen vind de graanoogst plaats onder droge omstandigheden. Soms wordt een stoppel bewerkt en blijft dan een paar dagen open liggen voor er een groenbemester wordt ingezaaid. Hierdoor kan het zaaibed flink uitdrogen! Als de stoppel wordt bewerkt, zaai dan ook direct de groenbemester in om alle vocht wat nog in de bodem zit te benutten.
- Goede menging stro met grond, pas op voor inkuilen: Bij het achterlaten van het stro is het voor de vertering belangrijk dat dit goed gemengd wordt met de grond. Door de goede menging kan het bodemleven en de zuurstof het stro beter bereiken en zal de vertering sneller verlopen. Pas op voor inkuilen van het stro wat bij ploegen kan gebeuren. Ingekuild stro onderin de bouwvoor zal de groei van het volggewas belemmeren.
- Goed zaaibed: Behandel de groenbemester alsof het een hoofdgewas is. Zorg voor een goed zaaibed. Vooral door de mogelijk drogere omstandigheden is het belangrijk dat de grond goed aansluit. Gebruik voldoende zaaizaad van de groenbemester. Als de omstandigheden minder optimaal zijn, gebruik dan meer zaaizaad.
- Bemesting: Zorg voor voldoende stikstof om de groenbemester aan de groei te krijgen. De groenbemester heeft stikstof nodig en ook het bodemleven voor de vertering van het stro. Pas op bij een organische mestgift dat er niet meer beschikbare stikstof gegeven wordt dan de groenbemester en het stro nodig hebben. Het teveel aan stikstof zal verloren gaan in de winter.
Bron: OCI