Opbrengst eerste snede basis voor stikstofbemesting tweede snede
Is de eerste snede op een perceel gemaaid en ingekuild, dan is het tijd voor de volgende stikstofgift. Denk bij de keuze van de meststof ook aan een eventueel zwaveltekort; heeft het perceel de eerste snede geen zwavelbemesting gehad of een gift van minder dan 50 kg SO3 per ha, geef dan in de tweede snede 35-50 kg SO3 per ha voor een betere opbrengst en graskwaliteit. Dit geldt zeker de percelen op zandgrond.
De grootte van de N-gift wordt gestuurd door het stikstofleverend vermogen van het perceel zoals op het uitslagformulier van het grondonderzoek. Is deze niet beschikbaar, hanteer dan een gemiddelde NLV-waarde van 110.
Tabel. Maximale stikstofgift tweede snede (kg N/ha) afhankelijk van het stikstofleverend vermogen van de bodem (NLV, in kg N/ha/jaar) met de bijbehorende stikstofjaargift bij standaard gebruik en snedezwaarte
Snedezwaarte | NLV-50 Jaargift 382 | NLV-80 Jaargift 368 | NLV-110 Jaargift 354 | NLV-140 Jaargift 340 | NLV-170 Jaargift 321 | NLV-200 Jaargift 302 | NLV-230 Jaargift 283 | NLV-260 Jaargift 260 | NLV-300 Jaargift 229 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Zeer licht weiden (1000 kg ds/ha) | 17 | 16 | 15 | 14 | 13 | 12 | 11 | 11 | 10 |
Licht weiden (<1500 kgds/ha) | 29 | 26 | 24 | 21 | 19 | 16 | 14 | 13 | 13 |
Normaal weiden (<2000 kg ds/ha) | 57 | 54 | 51 | 48 | 44 | 41 | 37 | 35 | 32 |
Licht maaien (<2500 kg ds/ha) | 83 | 79 | 75 | 72 | 67 | 63 | 58 | 55 | 50 |
Normaal maaien (<3000 kg ds/ha) | 107 | 102 | 98 | 93 | 88 | 83 | 78 | 71 | 63 |
Zwaar maaien (>3000 kg ds/ha) | 127 | 122 | 117 | 112 | 106 | 99 | 93 | 86 | 77 |
Is de eerste snede uiteindelijk door omstandigheden veel zwaarder of lichter gemaaid dan gepland, pas het advies in de tabel dan als volgt aan: verhoog of kort de bemesting met 3 kg N/ha per 500 kg hogere of lagere drogestofopbrengst. Is de gerealiseerde opbrengst bijvoorbeeld 4 ton drogestof per ha en er is bemest voor een opbrengst van 3 ton drogestof per ha, geef dan nu 6 kg N per ha extra. Houdt ook rekening met de nawerking van mest uit de eerste snede; afhankelijk van de samenstelling is dat ongeveer 0,8 kg N per m3 toegediende mest.
N-gift op basis van dierlijke mest alleen op maaipercelen
Als de stikstof voor de tweede snede wordt gegeven in de vorm van drijfmest, zorg dan voor een goed werkresultaat. Dit betekent dat bij zodenbemesting de mest volledig in de sleuf zit en bij sleepvoetbemesting (50% verdund) tussen het gras. Een dergelijke manier van werken geeft de hoogste stikstofwerking van de mest en voorkomt dat mest met het gras mee omhoog groeit en bij maaien in de graskuil terechtkomt. Vaak is de grasopname door weidend vee kort na mesttoediening lager dan bij geen mest en dat wordt nog versterkt indien er mestdeeltjes aan het gras zijn blijven kleven na een slecht werkresultaat bij mesttoediening. Geef daarom alleen mest op percelen die de tweede snede zullen worden gemaaid en beperk de gift tot maximaal 20 m3/ha.
Verdere aandachtspunten tweede snede
- Bemest binnen maximaal 10 dagen na maaien eerste snede
- Dien mest en kunstmest niet op dezelfde dag toe, maar laat hier een paar dagen tussen zitten.
- Gebruik een goed afgestelde strooier. Giften voor een weidesnede zijn soms minder dan 100 kg product per ha. Doe bij twijfel een afdraaiproef doen. De korrelgrootte van meststoffen kan verschillen; houd daar rekening mee bij het afstellen.
- Bufferstroken mogen niet bemest worden. Gebruik langs perceelsranden kantstrooi-apparatuur om exact te kunnen strooien.
Bron: Meststoffen Nederland, Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen, OCI