Bemesten van mais: check drijfmest op kaligehalte
Met de oplopende nacht- en dagtemperaturen komt de gewenste minimale bodemtemperatuur van 10 graden celcius voor het zaaien en bemesten van mais steeds nadrukkelijker in beeld. Een van de aandachtspunten bij de bemesting is kali. Mais is een echte ‘kalivreter’, maar voor een deel is dit luxe-consumptie. Voor een optimale groei heeft het gewas ongeveer 10 kg kali per te verwachten ton drogestofopbrengst nodig. Het kaligehalte in de mest wil echter nog wel eens wat variëren. Weet daarom wat er in zit en neem nadrukkelijk de grond- en omgevingsfactoren in acht voordat je begint met zaaien.
Start maken met voorbereidingen werkzaamheden
Doe de grondbewerkingen zoveel mogelijk vlak voor het zaaien. Een vaste ondergrond met bovenop een laagje losse grond van enkele centimeters dik om de warmte op te nemen, is om te zaaien het ideale plaatje. Ook voor bemesting heeft het de voorkeur dit zo kort mogelijk voor het zaaien te doen. Reden is het beperken van verliezen. Drijfmest blijft de basis van de bemesting. Al dan niet verplicht doe je dit bij voorkeur met een rijenbemesting. Dit kan in een één- of tweefase systeem gebeuren.
Voordelen van het tweefase systeem is dat bemesten en bewerken van de grond eventueel al iets eerder kunnen plaatsvinden. Daarnaast zijn er door beide keren gebruik te maken van GPS betere mogelijkheden voor goed zaaiwerk waarbij het zaadje op de juiste afstand van de mest wordt geplaatst. Ligt het zaad namelijk op 7 cm of minder van de mest, dan is er kans op zoutschade en opbrengstderving (10-20%). Als gekeken wordt naar opbrengst, dan leert de ervaring dat met een drijfmest rijenbemesting duidelijk minder drijfmest nodig is om dezelfde opbrengst van de maïs te realiseren. 35 ton drijfmest in de rij levert net zoveel als 50 ton volvelds. De uitgespaarde drijfmest kan dan naar het grasland of eventueel andere gewassen.
Nog aanvullend kunstmest nodig voor het bemesten van mais?
Naast de eventuele voedingsstoffen uit een eerder ondergewerkt vanggewas en de drijfmest, is in veel gevallen nog beperkt kunstmest nodig. Hoeveel is afhankelijk van hoe het eventuele vanggewas zich heeft ontwikkeld, de hoeveelheid drijfmest en vooral de samenstelling er van (analyses beschikbaar?!). Ook de inschatting van de te verwachten opbrengst speelt een rol, net zoals de voedingsstoffen die via mineralisatie vrijkomen.
Als het gaat om een aanvullende kunstmestgift, dan is met name kali een aandachtspunt. Zeker bij lagere gehalten in de drijfmest (gemiddeld 5,4 kg K2O per ton) en op bedrijven op het Zuidoostelijk zand of de löss, waar vanwege de stikstofnorm van 112 kg/ha maar een relatief beperkte hoeveelheid drijfmest kan worden gegeven, is een kunstmest aanvulling gewenst.
Bron: PPP Agro Advies, OCI