Bemesting nog meer sturen en toch een goede opbrengst
Snijmais is een zeer gewaardeerd ruwvoer in de (melk)veehouderij. Ook heeft het een steeds belangrijkere rol in het rantsoen als het gaat om het beheersen van methaan- en ammoniakemissies vanuit diezelfde melkveehouderij. Helaas staat er ook heel veel druk op de teelt. Dit is onder andere te merken aan de lagere wettelijke gebruiksnormen en aan het, met ingang van dit jaar, speciaal moeten melden van de percelen op zand en lössgronden. In de bovenste lagen van het grondwater, onder de percelen snijmais, worden nog steeds te vaak te hoge waarden aan nitraat gevonden. Wat kunnen en moeten we doen om de nitraatuitspoeling zoveel mogelijk te beperken c.q. een teeltverbod te voorkomen en toch een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren?
Optimalisatie van bodem en bemesting
Het begint met het optimaliseren van de bodem. Denk hierbij vooral aan de pH, het voorkòmen van storende lagen en het zorgen voor een goed vochtvasthoudend vermogen zonder koud te zijn. Ook in de bemesting is nog een verdere optimalisatie mogelijk. Mais heeft het imago gekregen dat het veel mest MOET hebben, maar de werkelijkheid is dat het veel mest KAN hebben zonder schade. De maisplant kan namelijk met relatief weinig voedingsstoffen heel hoge opbrengsten realiseren! Onderzoek en praktijkprojecten als Grondig Boeren met Mais hebben dit ook aangetoond.
N-opname maïs
Onderstaand schema laat bij wat latere mais zien hoe de N-opname is. Bij iets vroegere mais, oogst medio september, schuift alles 2 weken naar voren in de tijd.
In nevenstaande grafiek is te zien dat rond 1 augustus bij de tegenwoordig ‘reguliere’ rassen al 80 % van de N is opgenomen. Hierop moet met de bemesting dus worden gestuurd. Hoe kan dat worden gedaan?
- Vernietig vanggewas / graszode vroeg (medio maart) zodat vertering op gang komt en houd rekening met de hoeveelheid N die vrij gaat komen;
- Verdeel de rundveedrijfmest maximaal 2 weken vóór zaaidatum;
- Maak gebruik van de relatief snelle N uit rijenbemesting met zaaien;
- Houd rekening met Nmin voorraad in het voorjaar;
- Reken de totaal hoeveelheden N uit bovenstaande posten goed in. Dit betekent dus dat er een bemestingsplan gemaakt moet worden, per perceel, of per groep percelen.
Afhankelijk van de exacte bemestingswaarden in de mest, zijn drijfmestgiften van 35 – 40 ton/ha vaak al voldoende, in combinatie met 20 tot 25 kg zuiver N uit de rijenbemesting. Zeker met een goed geslaagde groenbemester is dit voldoende!
Fosfaat en kali
Bovenstaande gaat natuurlijk alleen voor het stikstofgedeelte. Fosfaat is een ander verhaal. De gebruiksnorm is vaak lager dan de afvoer met een goed gewas. Op derogatiebedrijven is er, naast drijfmest, weinig te sturen. Bij een bodem met goede structuur blijkt de lagere gebruiksnorm vaak geen probleem te zijn. Alleen als er kort na de opkomst hele koude omstandigheden zijn wil de mais nog wel eens goed paars worden. Gelukkig herstelt zich dat weer.
Kali is een derde element om goed te beoordelen. In het verleden is de behoefte op 300 kg / ha gezet. Dit nam de maïs ook wel op, maar de opbrengst in DS nam niet echt toe. Vanuit de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen is de adviesgift daarom ook verlaagd naar 200 kg / ha. Uitgaande van 5 kg K / ton mest is er met een bemesting van 40 ton dan ook weer voldoende gegeven.
Bron: PPP-Agro Advies