Koperbemesting in grasland: wanneer is het nodig?
De kopertoestand van grasland en een eventuele koperbemesting is alléén van belang om het vee van voldoende koper te voorzien. Hoewel koper een essentieel element is voor de groei van het gras, is er normaal gesproken voldoende beschikbaar via de organische mestgift. Op deze manier wordt het kopergehalte van het gras verhoogt, maar is er ook sprake van een zeer lage benutting (< 1%).
Het advies is daarom een koperbemesting alléén toe te passen op percelen waar vee (bijvoorbeeld ouder jongvee en droge koeien) graast dat:
- geen krachtvoer of op een andere wijze aanvullende mineralen krijgt,
- én kopergehalte in de bodem laag is (< 2 mg per kg grond),
- én meerdere jaren geen dierlijke mest is toegediend.
Wordt er op basis van het bovenstaande besloten dat een koperbemesting nodig is, dan is de maximale adviesgift 6 kg koper per hectare. Voer deze bemesting minstens twee weken vóór inscharing uit. Voor schapen wordt een minimale veiligheidstermijn van een half jaar geadviseerd. Tevens is het voor schapen uit veiligheidsoverwegingen raadzaam om de helft van dit advies te volgen en na vier jaar opnieuw grondonderzoek te laten doen. Een kopertoestand hoger dan 15 mg Cu/kg grond is voor schapen gevaarlijk.
Om het toegediende koper zo goed mogelijk te benutten is het noodzakelijk om de pH van de bodem niet te hoog te laten worden; een hoge pH heeft een negatief effect op de koperbeschikbaarheid in de bodem. Daarnaast is het ook belangrijk om niet meer zwavel te bemesten dan volgens het advies. Te hoge S-giften, ook in de vorm van gips, hebben een negatieve invloed op de koperopname door de koe.
Bij een goede kopertoestand van de grond heeft een koperbemesting geen zin, omdat het kopergehalte van het gras niet meer wordt verhoogd.
Bron: Adviesbasis bemesting grasland en voedergewassen, OCI