Goede timing essentieel bij onderwerken groenbemesters
Een vroege of late vernietiging van een groenbemester? Voor beide tijdstippen is een aantal voor- en nadelen te benoemen. Wat zijn de belangrijkste?
Als een groenbemester vroeg wordt vernietigd, dan krijgt het minder kans om te verhouten. Dit voorkomt een slechtere vertering. Ook is er minder kans op zaadvorming bij gele mosterd en bladrammenas. Wordt er laat vernietigd, dan heeft de groenbemester de bodem beter kunnen doorwortelen, is er vaak minder stikstofverlies en is de bodem beter beschermd tegen weersinvloeden (slemp).
Als er wordt ondergewerkt, pas dan op voor het ‘inkuileffect’, waarbij de bladmassa als één laag in de ploegvoor komt te liggen en daardoor moeilijk verteert. Vooral na het maaien of klepelen van bladrammenas is het raadzaam niet direct het gewas onder te werken, zodat het makkelijker verteert. Ook is het een mogelijkheid om vlak voor het ploegen de groenbemester met een schijveneg te verkleinen en te mengen met de grond. Daarnaast is doodspuiten van de groenbemester (gras/graanopslag) een optie.
Klepelen na bloei
Bij percelen die vroeg ingezaaid zijn met een groenbemester en nog niet op korte termijn bewerkt gaan worden, is het advies het gewas na de bloei te klepelen om zaadvorming te voorkomen. Een kort gewas geeft bovendien in het algemeen minder slakken en andere bodemgebonden plaaginsecten. De resten zijn in het voorjaar beter in te werken, zeker als er niet wordt geploegd maar er sprake is van niet-kerende grondbewerking. Bij gras/klaver groenbemesters kan het in de herfst/winter ook een optie zijn om er schapen op in te scharen. Schapen zorgen voor een goede uitstoeling van de grasmat. Laat schapen echter niet te lang onder natte omstandigheden lopen, dan verdichten ze de toplaag te veel.
Bron: Delphy en OCI Agro