Zorg voor voldoende vocht en stikstof bij aardappelen tijdens droogte
In deze fase van het groeiseizoen is het belangrijk dat een aardappelveld dicht komt te staan. Bij een bladindex van 3 is er een optimale benutting van het invallend licht en een gesloten loofdek voorkomt dat de aardappelrug door zoninstraling te veel opwarmt. Om dit te bereiken zijn nutriënten en vocht nodig, mogelijk zal dit laatste moeten worden aangevoerd via beregening.
Hoeveel beregenen?
Kijk voor de te beregenen hoeveelheid naar de weersverwachting en houd rekening met de referentie gewasverdamping. Tot half juni is deze 3-5 mm/etmaal. Vanaf half juni tot half juli moet je als extra rekening houden met een gewasfactor van gemiddeld 1,2. Dit betekent dat bij een referentie gewasverdamping van 5 mm het aardappelgewas 6 mm per dag verdampt. Voor een week is er dus al snel een gift van circa 30-35 mm nodig.
Bij vaststelling van de te geven hoeveelheid kan bij met name een zavelondergrond de capillaire vochtvoorziening worden afgetrokken, bijvoorbeeld 1-2 mm /etmaal. Uiteraard kunt u zich ook laten leiden door vochtsensoren of andere ondersteunende systemen die het moment en de maximale gift aangeven. Het onttrekken van oppervlaktewater is aan regels gebonden die per waterschap kunnen verschillen. Veelal geldt een meldingsplicht aan het waterschap, o.a. bedoeld voor een voldoende aanvoer van water.
Aanvullende stikstofgift
Bij de middenvroege rassen moet er meestal ook nog stikstof worden gegeven. Doe dit zo spoedig mogelijk na de knolaanleg en, indien mogelijk, voorafgaand aan de beregening. De gegeven stikstof kan dan gelijk een bijdrage leveren aan de benodigde loofontwikkeling.
Bron: Delphy, OCI