Zwavelbemesting maïs afstemmen op bodemanalyse en leverend vermogen van perceel
Zwavel in maïs een belangrijk nutriënt voor de vorming van eiwit. De N/S verhouding in eiwitten is redelijk constant. Gewassen als maïs met een hoog eiwitgehalte hebben daarom verhoudingsgewijs veel zwavel nodig. Afhankelijk van het productievermogen van het perceel en het zwavelleverend vermogen, is op dit moment het advies de maïs aanvullend maximaal 30 kg S te geven. Onderzoek heeft aangetoond dat daarmee meeropbrengsten tot 450 kg drogestof per hectare mogelijk zijn.
Maïs consumeert gedurende het groeiseizoen tussen de 15 en 25 kg zwavel (in de vorm van sulfaat) per hectare. De natuurlijke beschikbaarheid is echter vaak gering, mede omdat maïs geteeld wordt op gronden met een beperkt zwavelleverend vermogen en de aanvoer door depositie de afgelopen jaren steeds verder is afgenomen. Ook de aanvoer vanuit organische mest is beperkt; 2-3 kg/ha die bovendien gedurende het huidige teeltseizoen nauwelijks mineraliseert en dus niet beschikbaar is. Wel wordt hiermee het zwavelleverend vermogen verhoogd.
Productievermogen perceel (ton ds/ha) | SLV (zwavelleverend vermogen; kg S/ha) | Bemesting (kg S/ha) |
---|---|---|
< 14 | <5 5-12 12-20 >20 | 10 10 5 0 |
14-18 | <5 5-12 12-20 >20 | 20 20 15 10 |
>18 | <5 5-12 12-20 >20 | 30 25 20 15 |
Opmerkingen bij het advies
- Het nevenstaande advies maakt geen onderscheid tussen S-bemesting in de rij of breedwerpig. Geef bij beide toedieningsmethoden dezelfde gift.
- Op percelen met hoge productievermogens; geef indien nodig de S-gift via een minerale meststof (bijvoorbeeld een zwavelhoudende N-meststof als OCI Ammoniumsulfaat). Met een organische bemesting komt er namelijk door mineralisatie zoals gezegd soms te weinig S beschikbaar.
- Het zwavelgehalte in meststoffen wordt meestal uitgedrukt in % SO3, soms echter ook in S (1% S = 2,5% SO3). Dit is van belang bij het bepalen van de gewenste zwavelgift.
- Zorg ervoor dat de zwavel beschikbaar is tijdens de kolfzetting (juni, juli). Een tekort betekent minder goed gevulde kolven.
Bron: Wageningen UR, Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen, OCI