Let op zoutconcentratie in pootrug
De kwaliteit van aardappelen is vaak beter als er chloorhoudende kali wordt gegeven, maar dit kan leiden tot een te hoge zoutconcentratie in de pootrug. Vooral bij het poten van de middenvroege en late consumptieaardappelen is het zaak hierop te letten.
In de praktijk betekent dit dat kali ná het poten of frezen kan worden toegediend. Fosfaat moet juist goed worden ingewerkt. Daarom kunt u fosfaat, veelal gecombineerd met stikstof, het best vóór het poten geven.
Blauwgevoeligheid
Uit onderzoek is gebleken dat de aardappelkwaliteit (blauwgevoeligheid, grauwverkleuring) beter wordt als u extra chloorhoudende kali geeft. Voor blauwgevoelige rassen of rassen met een hoog onderwatergewicht is extra chloorhoudende kali gunstig. Sommige rassen zijn echter gevoelig voor chloor, bijvoorbeeld Bintje.
Het chloorbestanddeel in sommige kalimeststoffen verhoogt echter de zoutlast van het bodemvocht.
Tips voor K-bemesting:
- Zeer lichte grond (tot circa 10% lutum)
Geef kaliumsulfaat (50% K2O) of Patentkali (40% K2O) ná het poten en een N-gift tot circa 175-190 kg N. - Lichte grond (circa 10-20% lutum)
Geef chloorhoudende Kali-60 in twee giften (200 kg ná poten en 200 kg ná frezen) en een N-gift tot circa 200 kg N/ha. Als het poten en de rugopbouw in één werkgang plaatsvinden, dan moet alle Kali-60 ná de rugopbouw worden gegeven. - Zwaardere grond
Geef 400 kg Kali-60 (rasafhankelijk in verband met het effect op het onderwatergewicht) ná het poten en ongeacht de hoogte van de N-gift. Als vanuit kwaliteitsoogpunt extra K gewenst is, dan is het advies een gift 16-0-32 tijdens de knolzetting of bijvoorbeeld 250 kg Kali-60 in juni-juli.
Opmerkingen bij K-advies
- Houd de kalibalans in de gaten om uiteindelijk de kali-onttrekking in de gewasrotatie te compenseren.
- Als u in het voorjaar dierlijke mest heeft gebruikt, dan mag u voor aardappelen rekenen met een kaliwerking van 100%.
Bron: Delphy