Kali noodzakelijk voor het interne transport
Kali zorgt bij veel gewassen voor het interne transport, de waterhuishouding en de stevigheid. Het is daarom zaak dat dit nutriënt in voldoende mate beschikbaar is. Of dit zo is, is te achterhalen met het laten uitvoeren van een gedegen grondonderzoek. Deze bodemanalyse en het daaruit volgende advies is in principe 2 jaar bruikbaar en geeft u het meest nauwkeurige inzicht
Kali is op zandgronden makkelijk oplosbaar en beschikbaar voor de plant. Verleidelijk is dan om een standaard gift te geven vanuit de gedachte dat het dan wel goed zal zijn. Echter, juist bij een lagere toestand loop je dan het risico de mist in te gaan. Om de accuraatheid of er voldoende kali voor de plant is nog verder te verbeteren, wordt in de huidige grondonderzoeken de geanalyseerde hoeveelheid kali niet langer gebaseerd op een inschatting van de bodemvoorraad via het K-getal, maar op plant beschikbare voorraad K en de capaciteit van de bodem om K na te leveren vanaf het kleihumuscomplex (CEC).
Vooral bij een lage toestand (K-getal < 11) is het belangrijk extra aandacht te besteden aan een voldoende grote gift. Als een gewas namelijk kaligebrek laat zien, dan is het moeilijk dit nog te herstellen. Bovendien kan er al sprake zijn van een lagere opbrengst voordat überhaupt een gebrek wordt gesignaleerd. In veel gewassen kan kort voor of na planten of zaaien nog kali gegeven worden (Kali-60 in o.a. erwten / suikerbieten / mais ). In aardappelen is de gift rond het planten afhankelijk van het ras. De meeste rassen verdragen tot 150 kg Kali-60. Voor rassen met een laag onderwatergewicht als bijvoorbeeld Agria is het advies op dat moment alleen nog chloorarme kali te geven. Bij uien is het vooral opletten voor zoutschade. Voor dit gewas is het advies kali voorafgaand aan het zaaien in te werken óf pas later te strooien.
Bron: Delphy, OCI Agro