Consequenties van de natte maanden voor bemesting & zaaien
De astronomische lente is 20 maart jl. begonnen, helaas is het alleen nog geen lenteweer. Na een zeer natte januarimaand, volgt nu ook een natte maand maart. Met de huidige weersverwachting betekent dit dat het zaaien van uien en bieten in bijvoorbeeld het Zuidwesten toch later gaat worden dan de afgelopen jaren. Dit heeft consequenties voor zaaien, bemesting, en mest gebruik.
Wat heeft dit voor consequenties?
De landelijk vijfjarig gemiddelde zaaidatum van suikerbieten ligt op 5 april. Bij zaai in april geeft elke dag uitstel ca. 375 kg bietwortelopbrengst per dag per ha minder. Zaai echter alleen als het kan zonder bodemverdichting en versmering van het zaaivoortje. Zodra de omstandigheden bij zaai niet goed zijn ontstaan door versmering op de kleigrond schuin groeiende bieten. Dit kost ook opbrengst en mogelijk meer.
Op de vroegste wintertarwe percelen is naast de 1e N-gift al drijfmest of dunne mest uitgereden. Niet elk perceel was voldoende droog en zijn de sporen zichtbaar door geelverkleuring; de wortels krijgen in de sporen te weinig zuurstof. Tijdens het schieten van de tarwe (april – mei) vraagt het gewas de meeste stikstof. Mits de dagen niet al te donker verlopen en de temperatuur relatief hoog is, blijft de groei doorgaan en is een N-gift in het 1e-2e knoopstadium nodig om in de N-behoefte te voorzien.
Als de grond onvoldoende afdroogt, zal een aantal tarwetelers kiezen voor een bijbemesting met KAS in plaats van drijfmest. Mogelijk kan er op die bedrijven nog wel organische mest voorafgaand aan de aardappelteelt worden uitgereden. Vooral op percelen waar nog geen hoofdgrondbewerking is toegepast is dit prima te doen.
In voorjaar meer mest plaatsbaar
Houd er rekening mee dat bij voorjaarsaanwending de hoeveelheid mest wordt ingezet voor circa 100-120 kg N werkzaam. In de stoppel kan dit meestal maar voor circa 60 kg N werkzaam per ha (norm groenbemester). Dit betekent dat de N-ruimte in de nazomer eerder vol zit en de P2O5-gebruiksruimte niet met organische mest kan worden opgevuld. Er zijn wel wat alternatieve P-bronnen zoals compost of vaste mest. Wees alert op de N/P-verhouding en voorkom een overschrijding van de gemiddelde N-gebruiksnorm op bedrijfsniveau. Een eventuele overschrijding van de P-gebruiksnorm (max. 20 kg P2O5 uit dierlijke mest per ha bouwland) kan in het volgend jaar te verrekenen.
Bufferstroken tellen niet mee voor mestplaatsingsruimte
De praktijk heeft nu vanuit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn te maken met verplichte bufferstroken naast watergangen. De oppervlakte van deze stroken telt niet mee voor de mestplaatsingsruimte (gebruiksnormen). Daarnaast mogen al ingezaaide bufferstroken na 1 maart niet meer worden bemest, ook al is het wintergraan tot aan de teeltvrije zone (0,5 m vanaf de insteek) ingezaaid.
Bron: Delphy