Aangepaste Bemesting voor Laat Gepote Aardappelen
In het Zuiden van Nederland zijn door de natte weersomstandigheden van de laatste maanden veel aardappelen laat gepoot. Dergelijke percelen vragen nu mogelijk een aangepaste bemestingsaanpak, mede omdat het gewas groeit bij gemiddeld hogere temperaturen. Een aardappel die begin april geplant is heeft een geheel andere ontwikkelingsdynamiek in vergelijking met een aardappel die half juni is geplant. Op dit moment groeien de late plantingen in korte tijd explosief; er wordt in een maand na opkomst veel loof gevormd en de planten zijn al volop bezig met de knolaanleg.
Is de knolzetting duidelijk aanwezig, dan is ook het moment van de aanvullende stikstofgift daar. Controleer goed in welk stadium uw gewas zit; bij een laat pootseizoen ontwikkelen de knollen zich namelijk vaak sneller dan u verwacht op basis van de bovengrondse gewasontwikkeling. Geef rassen die makkelijk veel loof ontwikkelen niet te veel stikstof in één keer. Het advies is ook om niet later dan half augustus nog bij te strooien in de aardappelen, omdat dit anders negatief kan uitpakken voor het onderwatergewicht.
Benut de momenten met regen om bij te strooien. Wanneer deze momenten zich niet voordoen, is het zinvol om te beregenen na een gift. Wanneer u niet kunt beregenen en er wordt een droge periode verwacht, dan heeft een bladbemesting waarschijnlijk meer effect.
Bladbemesting bij hoog wortelend gewas
Kijkt uw gewas door de extreme nattigheid de afgelopen periode wat geel van kleur, dan is het de vraag of het gewas bij alle beschikbare nutriënten kan komen die in de bodem zitten. Vaak zitten deze gewassen bovenin de aardappelrug geworteld. In deze situatie heeft extra stikstof geven met de kunstmeststrooier minder zin, beter is het om de stikstof via een bladbespuiting te geven. Af en toe een klein beetje stikstof bijspuiten kan dan bijdragen om de plant toch wat meer aan de gang te krijgen en verdere groei te stimuleren. Hopelijk kunnen de aardappelen dan in later stadium alsnog bij de meststoffen in de diepere bodemlagen.
Minder sporenelementen
In de bladsapmetingen is op dit moment ook zichtbaar dat diverse sporenelementen minder beschikbaar zijn voor de aardappelen. Dit betreft voornamelijk mangaan en borium. Mangaan is door oxideren niet opneembaar voor de plant en borium is slecht opneembaar door de minderontwikkelde haarvaten. Het advies is om ook deze elementen aan te vullen via een bladbemesting als de bladsapmetingen er aanleiding toe geven.
Bron: Delphy