Slim stikstofbeheer voor bieten en aardappelen: Tips voor optimale bemesting
Uit de Nmin monsters van de laag 0-60 cm blijkt in het algemeen dat er niet veel N in deze bodemlaag aanwezig is. Wel is de Nmin meestal (grote spreiding) hoger na gebruik van mest in de nazomer en zelfs duidelijk hoger op NKG-percelen (stikstofbinding groenbemester). Wat betekent dit voor de stikstofbemesting van bieten en aardappelen?
Voor een betere N-benutting is het bij suikerbieten gunstig om vloeibare N tijdens het zaaien vlak naast de rij toe te passen. Ga voor deze toepassing uit van 85% van de volvelds basisgift die berekend of gepland is.
Voor met name tafelaardappelen, met een lage N-behoefte vanwege het ras/teeltdoel en door mogelijke N-nalevering uit gegeven mest en/of de groenbemester, geldt meestal een éénmalige N-gift. Vooral bij late aardappelen met een hogere N-behoefte wordt de N-gift gesplist in een gift vóór opkomst en een knolzettingsgift. Zeker op de zavelgronden is een dergelijke N-deling gunstig.
Is er in een NV-gebied meer stikstof nodig dan dat de N-norm aangeeft, dan kan er ook circa 30 kg N van het berekende N-advies worden achtergehouden. Dit is bijv. een hoeveelheid N die in eerste instantie bij de wintertarwe bespaard is. Door tijdens het groeiseizoen te meten wat er aan N in de aardappelplant aanwezig is, kan er, indien nodig, alsnog voor eind juli de N-bemesting worden aangevuld.
Bron: Delphy