Deel

Meststoffen

Herfst startpunt reparatiebemesting

Elke bodem is de basis voor een goede opbrengst en kwaliteit van gras. De chemische, biologische en fysische eigenschappen van de bodem bepalen de voorwaarden om grasgroei mogelijk te maken: de beschikbaarheid van voedingsstoffen, water en lucht, maar ook het onderdrukken van ziekten als kroonroest. Een bodem in goede conditie laat gras makkelijker groeien en zal daarmee meer kwaliteit en kwantiteit voortbrengen. Het (weer) in conditie brengen en houden van de bodem begint al in de herfst vooruitlopend op het nieuwe seizoen. Wat kan er de komende periode zoal gedaan worden om met name de chemische bodemvruchtbaarheid aan te vullen c.q. te verbeteren.

De chemische bodemvruchtbaarheid wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van de macro-elementen (stikstof, fosfaat, kalium, magnesium, calcium, natrium en zwavel), de aanwezigheid van sporenelementen (koper, mangaan, boor, silicium, zink, molybdeen, ijzer en boor), de pH, het zoutgehalte en de kationen-omwisselingscapaciteit (CEC). Hoeveel voedingsstoffen (nutriënten) kan de bodem gedurende het groeiseizoen aan het gras leveren? Aanvulling kan door (kunst)mest en compost, maar ook door afbraak van bodem organische stof. Uiteindelijk zal het gras gevoed worden als het totaal aan verschillende voedingsstoffen onderling in balans is.

Het klei-humus-complex (CEC) speelt een belangrijke rol bij het verkrijgen en instandhouden van de juiste balans. Deze CEC geeft weer hoeveel kationen, met name Ca2+, Mg2+, K+, Na+ en in mindere mate NH4+, Al3+, Fe2+, Mn2+ en H+ aan de grond gebonden kunnen worden. Voor de juiste balans geldt de vraag of er voldoende nutriënten aan het CEC gebonden zijn en ook nog eens in de juiste verhouding. Het ideale bezettingspercentage is 60-70% calcium, 10-20% magnesium en 2-5% kalium. In die situatie is er dan altijd zo’n 10% vrije ruimte dat met waterstof kan worden ingevuld. Waterstof bepaalt namelijk de zuurgraad van de bodem en speelt daarmee een cruciale rol bij de opname van voedingsstoffen. Macro- en spoorelementen kunnen niet in alle vormen worden opgenomen. Met name als het gehalte waterstof (H+-ionen) groot is, is de beschikbaarheid van diverse elementen beperkt. Ditzelfde geldt voor de mineralisatie van organische stof. De effectieve capaciteit van de CEC is te vergroten door de pH te verhogen.

Goede waterafvoer voorkomt zoutophoping
Ook het zoutgehalte (som van alle minerale zouten) maakt onderdeel uit van de chemische bodemvruchtbaarheid. Is het zoutgehalte in de bodem hoger dan in de cellen van de graswortels, dan wordt het vocht uit de wortels weggezogen en sterven de fijne haarwortels wortels af. Gevolg is een verminderde opname van nutriënten. Om het zoutgehalte de komende tijd in ieder geval niet te laten oplopen, is een goede waterafvoer een vereiste. Zorg dat de drainage haar werk kan doen. Mocht het perceel sowieso al een behoorlijk hoog zoutgehalte hebben, dan is een beperkte gipsgift (300-400 kg) de komende periode een overweging. Dit verlaagt de zoutconcentratie en draagt ook nog eens bij aan een betere bodemstructuur. Laat beperkt ook echt beperkt zijn omdat er anders een risico bestaat dat er te veel zwavel met de gips wordt toegediend met alle gevolgen voor gezondheidsproblemen bij het melkvee komend voorjaar.

Bron: OCI

Gerelateerde artikelen

Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting
  •  *
  •  *
  •  *
Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting