Wel of geen deling stikstofgift
De vraag of je in consumptieaardappelen de overbemestingsgift met stikstof wel of niet moet delen is onder andere afhankelijk van de grondsoort en de inzet van organische mest.
Bij consumptieaardappelen is een stikstofdeling op zware grond alleen nodig om de zoutlast in de pootrug te verlagen. Teveel stikstof reserveren voor een knolzettingsgift kan op zware grond een risico geven op het onvoldoende snel dichtkomen van het veld. Voor de maximale opbrengst is het immers noodzakelijk dat het ‘productie-apparaat’ zo snel mogelijk op 100% draait.
Op de lichte zavelgrond met een snellere loofontwikkeling is het beter om de totale stikstofbehoefte te delen (vroege teelten of rassen met een lage N-behoefte uitgezonderd). Is er drijfmest in april uitgereden, dan is de totale werking van varkensdrijfmest (vdm) 60-65%. Bij rundveedrijfmest (rdm) is dit werkingspercentage lager, namelijk zo’n 55%. Houd er bovendien rekening mee dat de N-beschikbaarheid voor opkomst in geval van vdm 45-50% en in geval van rdm 35-40% van het N-totaal is. Het verschil met de totale N-werking is de hoeveelheid organisch gebonden stikstof dat tijdens het groeiseizoen nog moet mineraliseren. Afhankelijk van deze stikstofberekening kunt u besluiten of er nog voor opkomst van het gewas moet worden aangevuld, of dat de resterende N-gift bij knolzetting kan worden gegeven. Voorkom daarbij het risico op groeistoten; grote knolzettingsgiften (bijv. 80 kg N/ha) hebben een negatieve invloed.
Bron: Delphy