Overweeg kleine aanvullende KAS-gift als er na de organische bemesting weinig neerslag is gevallen
In de praktijk is op de klei het nodige verschil zichtbaar tussen vroeg en laat gezaaide wintertarwe. De vroegste percelen beginnen c.q. zijn al bezig te strekken. Op deze percelen heeft al een basisbemesting met kunstmest, al dan niet aangevuld met een organische bemesting via de sleepslang plaatsgevonden. De late percelen zijn hooguit net toe aan een kunstmestbemesting en staan in veel gevallen net vast genoeg voor een sleepslangbemesting met dierlijke mest. Wat betekent dit voor de bemesting de komende periode?
Is er gekozen voor een combinatie van organische mest en kunstmest, dan is een enkele stikstofbemesting met kunstmest afdoende. De direct beschikbare stikstof uit de kunstmest en de langzamer mineraliserende fractie uit het organisch gedeelte, zorgt dan voor een voldoende aanbod van stikstof voor de plant. Probeer wel goed in beeld te hebben hoe goed de organische mest is ingebracht. Is dit te oppervlakkig gebeurd, dan is er een grotere kans op vervluchtiging van een deel van de stikstof uit de mest. Hierdoor kan de tarweplant gaandeweg toch te weinig stikstof krijgen. Eén en ander hangt ook af van de hoeveelheid neerslag na toediening. Is er relatief weinig regen gevallen, overweeg dan de komende periode, in ieder geval voor de 2e knoop, een kleine gift van zo’n 100-150 kg KAS te geven.
Geen organische bemesting uitgevoerd?
Indien geen sleepslangbemesting heeft plaatsgevonden dan volgt, na de basisgift van 100-120 kg N, een volgende bemesting tussen de 1e en 2e knoop van zo’n 80 kg N; na 3 weken eventueel nog gevolgd worden door een gift van zo’n 50-60 kg stikstof. De hoogte van de totale gift is mede afhankelijk van de lengte van het ras in combinatie met stevigheid. Beperk bij lange, slappe gewassen enigszins de stikstofgift. Uiteraard is de halmverkortingsbespuiting bij dit soort rassen ook van cruciaal belang.
Bron: Delphy