Creëer waar mogelijk waterbergend vermogen op uw percelen
Op dit moment worden volop wintergranen uitgezaaid. Deze rustgewassen in het bouwplan zijn bij uitstek geschikt om de structuur te herstellen in de bodem. Afhankelijk van het moment van inzaai dragen ze ook bij aan bodembescherming, waterbergend vermogen en opbouw van bodemleven. De wintergranen beschermen de grond tegen oppervlakkige verslemping en door de actieve groei van het gewas (zolang de temperatuur nog hoog genoeg is) blijft het bodemleven gestimuleerd worden en neemt daardoor toe. Wat kun je de komende periode verder doen aan behoud c.q. verbetering van de bodem?
Waterbergend vermogen bij beteeld perceel
Van NKG-percelen en percelen met een te velde staand gewas is bekend dat het waterbergend vermogen van deze gronden groter is dan geploegde (kale) of braakliggende percelen. Hieraan liggen drie mogelijke redenen ten grondslag. De eerste reden is dat er minder oppervlakkige verslemping plaatsvindt omdat de bodem wordt beschermd door een groeiend gewas. Hierdoor kan de grond ook beter ademen. Dit is gunstig voor het bodemleven. De tweede reden is dat er meer water via het gewas en haar wortels kan infiltreren in de bodem. De derde reden is dat het bodemleven poriën maakt. Bij een groeiend gewas is het bodemleven actief waardoor het poriënvolume van de grond groter is dan bij kale geploegde grond of een braakliggend perceel.
Minder mineralenuitspoeling
Het najaar en de winter is bij uitstek een periode van neerslagoverschot. In deze periode kunnen mineralen zoals stikstof, fosfaat en kali bij kale of braakliggende percelen makkelijk uitspoelen. Door deze percelen wel te betelen met bijvoorbeeld een groenbemester of een wintergraan, wordt de uitspoeling en verslemping van de bovengrond tegengegaan. Minder uitspoeling van mineralen betekent meer beschikbaar voor een volgende teelt.
Opheffen van verdichtingen
Bij het zaaien van wintergranen wordt vaak gebruik gemaakt van een rotorkopeg en zaaicombinatie. Afhankelijk van de zwaarte van de grond wordt er ook nog vooraf geploegd. Wordt er gekozen om niet te ploegen, maar alleen te werken met een kopeg-zaaicombinatie, dan is het nog een optie aanvullend een woelpoot in te zetten. Dit is met name interessant voor gronden waar tussen de 20 en 40 cm diepte sprake is van enige verdichting (80-90% van de kleipercelen). Kies in dat geval voor een woelpoot die alleen belucht en niet teveel breekt (bijvoorbeeld een paragrubber-type). Om hiermee een diepere grondbewerking uit te voeren mag tot de diepte waarop de grond wordt belucht (bijvoorbeeld op 32-35 cm) de vochttoestand niet te vochtig te zijn. Ook moet er voldoende trekkracht beschikbaar zijn om het werk uit te voeren. Diepe grondbewerkingen zijn overigens alleen succesvol als ze gecombineerd kunnen worden met een gewas dat ook zo diep wortelt; het bestendigt de bewerking. Een wintergraan kan op deze manier met zijn wortels de diepte in groeien.
Het inzetten van de woelpoot heeft zin tot ongeveer eind oktober. De wintertarwe- en gerst heeft dan voldoende tijd zich te ontwikkelen, zodat ze met de beworteling dieper in het profiel kan komen. Graan dat bijvoorbeeld in december wordt gezaaid, komt qua beworteling pas in het vroege voorjaar op diepte. Dan is een eventuele bewerking allang weer “ingezakt”. Wordt er vanaf begin november gezaaid en de omstandigheden zijn te slecht om ook de woelpoot aan de combinatie toe te voegen, dan is een woelpootbewerking theoretisch separaat in het voorjaar ook nog mogelijk. De praktijk leert echter dat de omstandigheden zelden gunstig genoeg zijn, want ook dan geldt dat het tot op bewerkingsdiepte niet te nat mag zijn om versmering in de bodem en spoorvorming op het perceel te voorkomen.
Bron: Delphy