Organische mest niet te vroeg uitrijden
Organische mest is voor de meeste gronden, waaronder zeker ook de zandgronden, een zeer waardevolle meststof en bron van organische stof. Door de beperkte gebruiksnormen is een efficiënte inzet cruciaal. Verspilling van voedingsstoffen, vooral stikstof, door te vroeg uitrijden is zonde. Organische mest bevat naast de hoofdelementen N-P-K ook vele sporenelementen als magnesium, koper, boriu, mangaan, etc. Welke managementmogelijkheden heb je om de mest zo optimaal mogelijk in te zetten?
- Rijd mest zo kort mogelijk voor het zaaien of poten van een gewas uit. Dit geeft de minste kans op verlies aan stikstof. Zodra de grond enigszins opgewarmd raakt, zeker in april, wordt de in mest aanwezige ammoniumstikstof snel (<14 dagen) omgezet in nitraatstikstof. Deze laatste is gevoelig voor uitspoeling.
- Vaak is het toedienen van een combi van organische mest en kunstmest beter. Suikerbieten bijvoorbeeld hebben vooral rond de start veel stikstof nodig. Daarvoor past dunne varkensmest prima. Deze mestsoort bevat veel minerale en minder organische stikstof, die later vrijkomt. Rundveedrijfmest bevat juist relatief veel organische stikstof. In dat geval is het slim om niet de hele stikstofbemesting met organische mest in te vullen, maar de gift te verlagen tot bijvoorbeeld 30 m3 zodat er nog 100-150 KAS te geven is voor de noodzakelijke direct beschikbare minerale stikstof. De aanvullende gift is uiteraard afhankelijk van de kwaliteit van de grond, wel of geen groenbemester vooraf en de beschikbare gebruiksruimte. Met die 30m3 blijft u tevens binnen de gebruiksruimte voor fosfaat (40 kg P) bij een Pw > 55.
- Aardappelen verlangen relatief een hoge bemesting, maar ook daar is de gebruiksruimte vaak beperkend. Gemiddeld mag er max. 170 kg N uit dierlijke mest gebruikt worden. Daarnaast moet rekening worden gehouden, afhankelijk van de toestand, met de fosfaatgebruiksruimte. Voor vaststelling van de toestand kunt u kiezen voor het Pw-cijfer of de combi van PCaCl2 en PAl. Aardappelen hebben voor de start ca. 120-150 kg stikstof nodig. Dit is bijvoorbeeld 40m3 rundveedrijfmest (= 80 kg N direct beschikbaar). Hier is dus een aanvulling van 40-70 kg uit kunstmest nodig. Aardappelen zijn overigens dankbaar voor rundveemest omdat de voedingsstoffen hieruit later en over een langere periode vrijkomen.
- Stem de giften af op de behoeften van het gewas. Kijk niet alleen naar stikstof, maar ook naar kali. Voor percelen met een lager kalicijfer is het vaak goedkoper iets meer of een andere soort mest te rijden. Let er daarbij op dat er voor dat gewas niet te veel stikstof komt. Een paar voorbeelden van gewas specifieke afstemming:
- Erwten zijn het best telen zonder drijfmest. Het gewas maakt immers zelf stikstof. Zorg voor een goede pH (5,6-5,8) en voldoende kali (gift Kali-60) en de erwten doen het top. Alleen bij lage Pw-getallen – minder dan 25 – is een kleine drijfmestgift te overwegen zodat er ook wat fosfaat wordt gegeven.
- Bij peen (N-behoefte van 80 kg/ha) volstaat een kleine gift van 25-30m3 rundvee- of zeugenmest. Vul dit aan met kunstmest kali naar gelang het kalicijfer van de grond. Peen heeft namelijk een hoge kalibehoefte; de afvoer bij een opbrengst van 80 ton is ca. 280 kg.
- Mais heeft praktisch alleen stikstof nodig in de periode van bladgroei (half mei- half juli). Zodra het gewas op lengte is, is de N-behoefte minimaal. Bij mais past een beperkte gift rundveemest (30-35m3) of dunne varkens – zeugenmest aangevuld met een rijenbemesting N of NP. Toediening via een rijenbemesting verhoogt de benutting.
Bron: Delphy, OCI Agro