Deel

Bemesting

Zeven vragen over de verschillende stikstofvormen

​Een van de belangrijkste voedingsstoffen voor het gewas is stikstof. Maar stikstof is niet ‘gewoon’ stikstof. Nitraat, ammonium en ureum hebben elk hun eigen werking en waarde. En alsof dat al niet genoeg keuze is kan de stikstof ook nog eens ‘ingepakt’ worden met een andere werking tot gevolg. Kennis over de werking en onderlinge verschillen van stikstofvormen helpt bij de kunstmestkeuze. 

1. Wat is de rol van stikstof in de plant?

Stikstof is het meest benodigde element in de plant. De plant is voor zijn stikstofbehoefte aangewezen op het door de wortels uit de bodem opgenomen nitraat en ammonium. Het drooggewicht van een plant bestaat gemiddeld voor 1,5% uit stikstof. Koolstof, zuurstof en waterstof zijn in hogere concentraties aanwezig.

Stikstof is mobiel in de plant en zorgt voor een snelle groei van de bovengrondse vegetatieve delen. Een gebrek aan stikstof is snel te herkennen aan minder groei of uitstoeling en het zichtbaar lichter kleuren van het blad (oudste bladeren eerst). Stikstof is een onmisbaar element in aminozuren en nucleïnezuren (bevat erfelijke info). Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten, die allerlei biologische functies in de plant vervullen.

2. Welke stikstofvormen zijn er en hoe worden ze opgenomen door de plant?

Alle bekende stikstofhoudende kunstmesten verschillen in essentie vooral door de vorm waarin de stikstof in het product aanwezig is: nitraat (NO3-), ammonium (NH4+) of amide (ureum). Planten nemen bij voorkeur stikstof op in de vorm van nitraat. Nitraat is na toediening direct en volledig beschikbaar als plantenvoeding. Via onttrekking van bodemvocht door de plantenwortels wordt automatisch ook het daarin aanwezige nitraat opgenomen. Voldoende bodemvocht is dus van groot belang. Nitraat is bovendien niet alleen een N-voedingsstof, maar bevordert ook de opname van nutriënten als calcium, magnesium en kalium.
Stikstof komt in organische mest en diverse soorten kunstmest ook voor als ammonium. Slechts een klein deel hiervan is direct door de plant opneembaar. Het merendeel van het ammonium moet door bodemleven eerst worden omgezet tot nitraat (nitrificatieproces). Door de positieve lading van ammonium (NH4+) hecht het zich aan de bodem. Dit vermindert de directe opname omdat de plantenwortels naar de ammoniumstikstof toe moeten groeien.
Amidestikstof (ureum) wordt niet rechtstreeks door plantwortels opgenomen, wel kan een klein deel rechtstreeks door het blad worden opgenomen bij toediening in vloeibare vorm. De opname van stikstof uit ureum bestaat uit twee delen. Allereerst wordt ureum in de bodem omgezet in ammonium (NH4+) door het enzym urease. Vervolgens wordt het ammonium grotendeels omgezet in nitriet en daarna in, door de plant goed opneembaar, nitraat (NO3-). Deze meertrapsraket resulteert in een tragere werking van ureumstikstof.

Grafiek. De beschikbaarheid van de verschillende stikstofvormen (200 kg/ha) ten opzichte van de stikstofopnamecurve van aardappelen. De gecoate ureum en OCI Exacote zijn 1 basisgift, de andere zijn verdeeld in 2 giften van 100 kg N/ha.

figuur_stikstofvormen.jpg

3. Welke stikstofvormen vervluchtigen of spoelen het makkelijkst uit en hoe is dit te voorkomen?

Nitraat hecht zich vanwege zijn negatieve lading niet aan de bodem en kan zich via het bodemvocht gemakkelijk door de bodem verspreiden. Daardoor is het uitspoelingsgevoelig (zandgrond meer dan kleigrond). Nitraat kan ook vervluchtigen via het proces van denitrificatie. Hierbij zetten bacteriën nitraat om in stikstofgas en is daarom niet meer beschikbaar voor de plant.
Door de positieve lading is ammonium weinig uitspoelingsgevoelig omdat het zich hecht aan bodemdeeltjes. Maar in contact met de lucht en vooral in omstandigheden met een hoge pH, zoals kalkrijke gronden, wordt ammonium (zwak zuur) snel omgezet in ammoniakgas (NH3). De vervluchtiging op kleigrond is iets hoger dan op zandgronden.
Zoals eerder genoemd wordt amide in twee keer omgezet: Van amide naar ammonium en vervolgens in nitraat. Omdat er zuurconsumerende reacties optreden, stijgt de pH in de directe omgeving van de ureumkorrels met gevolg een grotere ammoniakvervluchtiging.
De toediening van amidestikstof levert de meeste ammoniakvervluchtiging op in vergelijk met ammonium en nitraat. Het gemiddelde NH3-verlies van ureum bedraagt in Europa 15 tot 20%, terwijl dit bij KAS ongeveer 2% is. In de bodem is ureumstikstof onder natte omstandigheden net zoals nitraat gevoelig voor uitspoeling.

4. Welke toevoegingen zijn er om de omzettingssnelheid van stikstofvormen ammonium en amide te beperken?

Om uitspoeling van nitraat tegen te gaan kan er een nitrificatieremmer worden toegevoegd. Nitrificatieremmers remmen het enzym dat zorgt voor de omzetting van ammonium naar nitraat. De bekendste nitrificatieremmers in Nederland zijn DMPP (Entec) en het toevoegen van Piadin aan drijfmest.
Daarnaast kunnen ook ureaseremmers worden toegevoegd aan ureummeststoffen. Deze remmers zorgen ervoor dat de omzetting naar ammonium wordt vertraagd. Hierdoor vervluchtigt minder stikstof in de vorm van ammoniakgas.

5. Waarom worden coatings toegepast?

Coatings worden toegepast om er voor te zorgen dat de ureum in de korrel trager vrijkomt zodat de afgifte van de voedingsstoffen over een langere periode plaatsvindt. Hiermee beschikt het gewas in het seizoen langer over een gedoseerde hoeveelheid voedingsstoffen waarmee het in staat is om gelijkmatiger te groeien. Dit bevordert de weerbaarheid en beperkt de uitspoeling en vervluchtiging van nutriënten.

6. Is stikstof uit organische mest gelijk aan kunstmest?

Stikstof in mest bestaat uit een mineraal gedeelte (voornamelijk ammonium) en een organisch gebonden gedeelte en werkt daardoor anders dan kunstmest. Een deel van de ammonium in het minerale deel vervluchtigd, zelfs als de mest direct geïnjecteerd of ingewerkt wordt. Ook mineraliseert er steeds stikstof uit het organisch gebonden deel van de mest, zelfs als het gewas geen stikstof meer opneemt. Om deze reden kent organische mest een werkingscoëfficiënt. Het percentage geeft aan hoeveel stikstof er beschikbaar komt voor het gewas. Naarmate het gewas een langere groeiperiode heeft en de toediening van de organische mest vlak voor de teelt plaatsvindt, zal het percentage hoger zijn. Een deel van de organische stikstof zal meerdere jaren nawerken. Zeker bij herhaaldelijk gebruik neemt de hoeveelheid gemineraliseerde stikstof toe in de volgende jaren.

Tabel 1. Samenstelling bekende N-meststoffen met ter vergelijk organische mest
Meststof​Nitraat-NAmmonium-NAmide-N​Organische gebonden N
Kalkammonsalpeter (27 N + 4 MgO; o.a. OCI Nutramon)0.50.5
Urean (30 N; o.a. OCI Urean)0.250.250.5
Ureum (46 N; o.a. OCI Ureum)1
Ammonsulfaatsalpeter (26 N +14 S)0.30.7
Zwavelzure ammoniak (21 N + 24 S; o.a. OCI ZA)1
Ureum met coating 1
Ureum met coating + KAS + ZA (29 N + 8 S)0.20.450.35
Rundveedrijfmest0.50.5
Vaste rundveemest0.140.84

7. Welke stikstofvorm(en) moet ik nu kiezen?

Veel factoren hebben invloed op deze keuze, zoals de stikstofbehoefte van het gewas, de temperatuur, vocht in de bodem, naleverend vermogen van de bodem, etc. Omdat het weer, zeker op langere termijn, slecht te voorspellen is, is een combinatie van stikstofvormen een veilige keuze. Maak daarom voor het bouwplan een waarin een combinatie van verschillende stikstofvormen voor komt. Er zijn diverse producten in de handel met een combinatie van stikstofvormen (zie tabel 1). Ook de combinatie van organische mest met kunstmest is daarom een goede combinatie.

Kies meststoffen waarvan de samenstelling aan stikstofvormen bekend is en waarvan de eventuele aanwezigheid van andere voedingsstoffen gerechtvaardigd is op basis van een recente bodemanalyse. Een meststof met 39% stikstof bijvoorbeeld werkt veel trager, zeker in een koud voorjaar, als het volledig uit een ureum met coating bestaat dan bijvoorbeeld uit een combinatie van nitraat- en ammoniumstikstof.

Gerelateerde artikelen

Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting
  •  *
  •  *
  •  *
Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting