Deel

Bemesting

Zwavel via stikstofbemesting niet altijd nodig

Zwavel staat sterk in de belangstelling. In veel gevallen is het echter bij de N-bemesting onnodig kostenverhogend om te kiezen voor een stikstofzwavelblend.

Zwavel is onmiskenbaar noodzakelijk voor de groei van het gewas, toch is het de vraag of er zonder S-bemesting een tekort ontstaat in het groeiseizoen. Als teler doet u er goed aan uw bodemanalyse kritisch te bekijken. Op basis daarvan kunt u afwegen of de extra kosten van een luxe blend gerechtvaardigd zijn en of er geen goedkopere alternatieven zijn.

Lichtgroen verkleuren jong blad
​Zwavel (S) is net als stikstof (N) een belangrijk element voor de eiwitvorming in de plant. De N/S-verhouding in eiwitten is redelijk constant. Gewassen met een hoog eiwitgehalte hebben daarom verhoudingsgewijs veel zwavel nodig. Een tekort aan zwavel uit zich in het lichtgroen verkleuren van de bladeren, net als een stikstoftekort. Onderscheidend voor zwavelgebrek is dat de jonge bladeren verkleuren. Dit komt doordat zwavel minder mobiel is in de plant. Bij stikstofgebrek verkleuren de oudere.

S-balans bepaalt noodzaak bemesting
Met de S-balans bepaalt u of bemesting nodig is. Deze balans geeft aan hoeveel S al beschikbaar is voor het gewas zonder bemesting.

De aanvoer op de balans is een optelling van:

  • de minerale zwavel (S-min)
  • de S uit depositie
  • de S uit mineralisatie organische stof (SLV, zwavelleverend vermogen bodem)
  • de S uit capillaire opstijging van grondwater
  • de S uit beregening.

De afvoer op de balans bestaat uit:

  • de uitspoeling de behoefte van het gewas.

Voor een aantal onderdelen van deze balans geeft een bodemanalyse het meest nauwkeurige inzicht. Is die niet voorhanden, dan zijn het zwavelbemestingsadvies de best beschikbare leidraad. Deze zijn afkomstig van de onafhankelijke Commissie Bemesting Akkerbouw en Vollegrondsgroenteteelt.

De S-min, de SLV (uit mineralisatie organische stof) en de S uit bodemvocht zijn de grootste aanvoerposten. De bijdrage van atmosferische depositie is de laatste jaren behoorlijk verminderd. Reken ruwweg op gemiddeld 5 tot 7 kg S/ha ten noorden van de grote rivieren en 8 tot 10 kg S/ha beneden de grote rivieren.

Voldoende aanvoer in gemiddeld bouwplan
Als de S-aanvoer via mineralisatie, S-min (tabel 1 en 2) en de depositie wordt afgezet tegen de gewasbehoefte (zie tabel 3), dan is de conclusie gerechtvaardigd dat er voldoende zwavel beschikbaar is in de bodem voor een gemiddeld bouwplan met aardappelen, graan, bieten en een vierde gewas als peen, uien of peulvruchten. Dat geldt zeker voor de bouwplannen op de zwaardere, minder uitspoelingsgevoelige gronden. ​

​​​​

​Tabel 1. Gemiddeld zwavelleverend vermogen (SLV) diverse grondsoorten in kg S/ha
GrondsoortSLV (kg S/ha)
​​​​​Kleigrond​​​- Noordelijk kleigebied20
- Zuidwestelijk kleigebied en rivierkleigebied21
- IJsselmeerpolders45
- Noordwestelijk en Westelijk Kleigebied32
- Oude zeeklei in Droogmakerijen41
- Bouwland in Hol​lands/Utrechts weidegebied41
- Bouwland op kleiig veen in Hollands/Utrechts weidegebied45
Zand- en dalgronden- Noordelijke en Noordoostelijk zandgronden en dalgronden10
- Oostelijke, Centrale, zuidelijke en zuidoostelijke zandgronden10
Löss16
​​Bron: Commissie Bemesting Akkerbouw/Vollegrondsgroententeelt

Tabe​l 2.​ Gemiddelde S-min diverse grondsoorten in het voorjaar (kg S/ha in laag 0-30 cm)
GrondsoortS-min​ (kg S/ha)
​​Kleigrond​​- Oude zeeklei​15
- Jonge zeeklei10
- Rivierklei10
- Kleiig veen​50
Zand- en dalgronden- Dekzand15
- Dalgrond​15
Löss15
​​Bron: Commissie Bemesting Akkerbouw/Vollegrondsgroententeelt
Tabe​l 3.​ Overzicht S-behoefte en S-afvoer per gewas
Categorie S-behoefte​Gewas​S-behoefte S-afvoer 
(kg S/ha)(kg S/ha)
​​Laag​​Pootaardappelen15​9
Suikerbieten25-3017-23
Vlas10-205-10
Sla10-12​7-10
Matig​​Consumptieaardappelen2013
Zetmeelaardappelen2012
Wintertarwe20-2515-20
Zomergerst159-11
Overige granen159-12
Graszaad (Engels raai)15-208-10
Uien154-6
Peulvruchten (erwt/boon)154-6
Winterpeen20-3015
Waspeen2010
Snijmaïs2017
Prei15-25​10-15​
HoogKoolzaad​45-5515
Bloemkool40-5020-25
Matig​​Spruitkool50-6020
Sluitkool40-60​​30-35
​​Bron: NutriNorm.nl/Wageningen UR

Eerste deel groeiseizoen belangrijk
​Zwavel is in alle fasen van de gewasontwikkeling nodig, maar niet op elk moment in dezelfde hoeveelheid. Met name in het eerste gedeelte van de groeifase is relatief meer zwavel nodig. Daarom is een lage zwavelvoorraad vooral in de eerste helft van het groeiseizoen een risico. Dat geldt vooral voor gewassen die een korte groeiperiode hebben of snel groeien.

De eerste 2 tot 3 maanden bepalen of er in het groeiseizoen voldoende zwavel beschikbaar is zonder aanvullende bemesting. Als het voorjaar relatief warm en droog is, dan stijgt de S-balans behoorlijk. Dan is er meer mineralisatie en minder uitspoeling.

Organische mest draagt nauwelijks bij in S-voorziening start groeiseizoen
​Akkerbouwgewassen die organische mest aan de basis hebben, profiteren in het begin van het teeltseizoen heel matig van de zwavel in die mest. Gemiddeld is aan het begin ongeveer 10% van de aangevoerde hoeveelheid door mineralisatie beschikbaar, voor hele seizoen 45 tot 50%. Rundveedrijfmest bevat 700 gram S per kuub. De organische mest levert dus op termijn wel een bijdrage aan het zwavelleverend (SLV) vermogen van de grond.

Overdaad schaadt
Zwavel is bij uitstek een element waarbij een teler kritisch moet zijn op extra aanvoer. Het gezegde ‘baat het niet, schaadt het niet’ gaat niet op. Een overbemesting met S leidt tot een geringere opname van spoorelementen door het gewas. Bij voedergewassen kan dat ook zorgen voor een lagere opname van spoorelementen door het dier. Bovendien veroorzaakt een teveel aan zwavel uitspoeling van calcium en verzuring van de bodem. ​

Extra zwavel in maïs
​Onderzoek laat zien dat diverse gewassen positief reageren op een zwavelbemesting. De vraag is echter of de extra opbrengst of kwaliteit opweegt tegen de extra bemestingskosten. Onderzoek in maïs op zandgrond met extra zwavel toonde een extra opbrengst van kg drogestof per hectare aan. In geld uitgedrukt is dit € 77,- (€ 0,17 per kg drogestof).
In ditzelfde onderzoek in maïs waren er geen significante verschillen in zwavelwerking tussen verschillende zwavelmeststoffen. Wel bleek de reactie op een zwavelbemesting behoorlijk afhankelijk van de P- en K-toestand van de grond, de P-rijenbemesting, de SLV en het productiepotentieel van het perceel.

Nauwelijks meeropbrengst wintertarwe en bieten
Extra zwavel bemesten op wintertarwe levert nauwelijks significante verschillen in korrelopbrengst. Voor bieten is extra zwavel het zelfs weggegooid geld, omdat onderzoek heeft aangetoond dat dit gewas niet reageert op een zwavelbemesting.

Goede inschatting maken
Voor elk gewas geldt dat een eventuele zwavelbemesting begint bij een goede inschatting van de hoeveelheid die beschikbaar is in de grond en de zwavelbehoefte van het gewas. Na een zachte winter profiteert u van extra mineralisatie. Is de winter nat, dan moet u rekening houden met extra uitspoeling. Het is belangrijk extra energie te steken in het verkrijgen van gemeten data voor de S-balans.
In veel gevallen is het de vraag of een aanvullende S-bemesting met ‘luxe’ meststoffen noodzakelijk is. Als u uiteindelijk kiest voor een zwavelbemesting, houd dan bij de keuze van meststoffen rekening met de juiste verhouding tussen de diverse elementen. Het is verleidelijk de stikstofprijs leidend te laten zijn in de afweging, maar vaak weegt het voordeel niet op tegen de negatieve gevolgen van een overbemesting.​

Gerelateerde artikelen

Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting
  •  *
  •  *
  •  *
Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting