Deel

Maïs

Bemesting kort voor zaaien geniet de voorkeur

​20 april is altijd een soort ijkdatum als startpunt van het maiszaaiseizoen. Met het voorspelde mooie weer in aantocht en de oplopende bodemtemperatuur zal dat dit jaar niet anders zijn, voor zover men al niet begonnen is. Onderstaand wat zaai- en bemestingstips op een rijtje.

Grondbewerking en bemesting
Doe de grondbewerkingen zoveel mogelijk vlak voor het zaaien. Een vaste ondergrond met bovenop een laagje (enkele centimeters) losse grond die makkelijk warmte opneemt, is het ideale plaatje om te zaaien. Ook voor bemesting heeft het de voorkeur dit zo kort mogelijk voor het zaaien te doen. Reden is het beperken van verliezen. Drijfmest blijft de basis van de bemesting. Als er geen verplichting is vanuit de equivalente maatregelen, dan heeft het ook op andere gronden de voorkeur dit te doen met rijenbemesting. Zoals dat in een eerdere bijdrage al is aangegeven kan dit in een één- of tweefase systeem gebeuren. Voordelen van het tweefase systeem is dat bemesten en bewerken van de grond eventueel al iets eerder kunnen plaatsvinden. Daarnaast zijn er door beide keren gebruik te maken van GPS betere mogelijkheden voor goed zaaiwerk waarbij het zaadje op de juiste afstand van de mest wordt geplaatst. Ligt het zaad namelijk op 7 cm of minder van de mest, dan is er kans op zoutschade en opbrengstderving (10-20%).Als gekeken wordt naar opbrengst, dan leert de ervaring dat met een drijfmest rijenbemesting duidelijk minder drijfmest nodig is om dezelfde opbrengst van de maïs te realiseren. 35 ton drijfmest in de rij levert net zoveel als 50 ton volvelds. De uitgespaarde drijfmest kan dan naar het grasland of eventueel andere gewassen.

Nog aanvullend kunstmest nodig?
Naast de eventuele voedingsstoffen uit een eerder ondergewerkt vanggewas en de drijfmest, is in veel gevallen nog beperkt kunstmest nodig. Hoeveel is afhankelijk van hoe het eventuele vanggewas zich heeft ontwikkeld, de hoeveelheid drijfmest en vooral de samenstelling er van (analyses beschikbaar?!). Ook de inschatting van de te verwachten opbrengst speelt een rol, net zoals de voedingsstoffen die via mineralisatie vrijkomen.

Als het gaat om een aanvullende kunstmestgift, dan is met name kali een aandachtspunt. Zeker bij lagere gehalten in de drijfmest is een kunstmestaanvulling gewenst. Als een vanggewas is geteeld en 35 ton (rundvee) drijfmest is toegediend, dan is een aanvulling voor stikstof en fosfaat niet zo gauw noodzakelijk.

​​​​Bron: PPP-Agro

Gerelateerde artikelen

Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting
  •  *
  •  *
  •  *
Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting