Deel

Aardappel

Aardappelen bijbemesten vanaf knolzetting

Door de neerslag eerder deze maand maken de aardappelen een flinke groeispurt. Voor de vroege aardappelen (o.a. Premiere, Zorba en Sinora) zitten we rondom het moment van een eventuele bijbemesting.

Bijbemesten kan voor alle rassen kort na knolzetting. Dit is het moment dat de knolletjes circa 1-2 cm zijn tot rond de bloei. Eerder bijbemesten stimuleert onnodige loofgroei en verlaat het de knolgroei. Het belangrijkste is per perceel te kijken naar de reeds uitgevoerde bemesting en wat het gewas (ras) specifiek nodig heeft. Wat ligt er op aan organische mest, wat waren de gehalten en hoeveel stikstof en kali heeft het gewas beschikbaar voor het seizoen inclusief uw gegeven kunstmest. Wijken de gehalten van gegeven mest af van de planning, dan moet dat worden gecorrigeerd. Tekorten aan kali en stikstof  kunnen vanaf de knolzetting worden aangevuld. Het is mogelijk de overbemesting in kleine giften van ca. 100-150 KAS per keer te verdelen. Daarmee is nog beter in te spelen op de situatie en moment van toediening, zoals de mineralisatie.

Ook kan er vanaf circa 3 weken na opkomst, één of meerdere metingen worden uitgevoerd, om zo de actuele toestand te meten en daarop de bijbemesting af te stemmen. Dit is mogelijk via onder andere bladsapmetingen (N en K), die 2-4 keer moeten worden uitgevoerd (om 7-10 dagen). Voordeel van het systeem van bladsapmetingen is dat het gewas intensief gevolgd kan worden. Andere systemen zijn sensormetingen, aardappelmonitoring en bijmestmonitor van BLGG-AgroXpertus. Deze vinden 2x per seizoen plaats. Voor alle metingen geldt dat ze moeten worden uitgevoerd een redelijke groei van het gewas en niet bij droogtestress.

Bijbemesten consumptieaardappelen klei
Ook de voorlopers bij de frietaardappelen, met name op de zavelgronden, maken nu knolletjes. Andere percelen kleigrond zijn beregend voor een meer gelijkmatige opkomst en om voldoende stengels boven te krijgen. Meestal wordt de totale N-behoefte opgedeeld in een basisgift voor opkomst en een aanvullende N-gift rond de knolzetting. Zeker als het aanhoudend relatief droog blijft is het belangrijk dat de knolzetting goed op gang is gekomen met knolletjes van 1 cm doorsnede voordat de aanvullende N-gift kan worden gegeven. Tijdens de knolzetting mag het gewas eigenlijk niet stil staan omdat dan verlies van knollen dreigt. Dat betekent met name beregenen als dit mogelijk is en stilstand door droogte dreigt. Er zijn ook percelen waar al een tweewassigheid in zit: enkele grote knollen van een paar centimeter en een groter aantal van circa een halve centimeter doorsnede. Ook hier geldt dat de vochtvoorziening goed moet zijn/worden om aan de groei te blijven. Geef bij tweewassigheid een eventueel aanvullende N-gift pas als de kleinste knolletjes minimaal 1 cm doorsnede hebben, ook al is de loofmassa nog gering en sluit het perceel nog niet en zijn de eerste bloeiknoppen al aanwezig. In feite heeft zo’n gewas al droogtestress opgelopen.

Bron: Delphy

Gerelateerde artikelen

Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting
  •  *
  •  *
  •  *
Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting