Jubileum-editie Topkuil krijgt Flevolandse winnaar

De familie Van Aart van Edelweisz Dairy uit Rutten winnaar geworden van de tiende editie van de Topkuil-competitie. Vader Frans en zoon Frans en Marijn van Aart bewezen dat het ook op de Flevolandse klei mogelijk een topkuil te maken met voldoende structuur en eiwit. De andere finalisten waren Bert en Guus Mensink uit Dedemsvaart (2e prijs) en VOF van Eck uit Schalwijk (3e prijs). Op beide bedrijven was een gedeelde kunstmestgift een van de basis-ingrediënten voor hun topkuil. De prijzen werden eerder deze maand uitgereikt tijdens het jaarlijkse Topkuil-event, deze keer in het Achterhoekse Hummelo.

Zelfs bloemenmengsel in kuildek
Luuk Maas, jurylid Topkuil, roemt in het juryrapport de toekomstvisie van de familie van Aart. Op het bedrijf is veel aandacht voor nieuwe ontwikkelingen, waaronder het vergroten van de biodiversiteit. Naast het toepassen van grasklaver experimenteert de familie met het inzaaien van kruidenrijk grasland en heeft het bedrijf verschillende bloemrijke akkerranden. In het zanddek op de kuil is zelfs een bloemenmengsel ingezaaid. „Dat hadden we als jury nog nergens gezien”, vertelde Maas.

Geen plekje broei
De tweede plaats was voor de broers Bert en Guus Mensink uit Dedemsvaart. „In de kuil van de gebroeders Mensink is werkelijk geen plekje broei te vinden”, aldus Maas. Om een snellere hergroei te stimuleren kiezen de broers voor een maaihoogte van 8 tot 9 centimeter. De jury was onder de indruk van de uitgekiende strategie rond het uitrijden van de mest, waardoor de loonwerker nooit halverwege het perceel moet draaien met de tank.

Betonblokken op de kuil bij uitkuilen
De derde plaats was voor de familie van Eck uit. De familie van Eck slaagde erin, om met een rijkuil door te dringen tot de finale. „Een bijzondere prestatie”, aldus de jury. De familie doet er alles aan de kanten van de kuil zo strak mogelijk te krijgen en te houden. Zo leggen ze bij het uitkuilen betonblokken op de kuil om extra druk te houden aan de voorkant van de kuil. Ondanks de goede resultaten gaf het kleine temperatuurverschil tussen de randen en de rest van de kuil de doorslag bij het bepalen van de uitslag van deze competitie.

Workshop ‘Voorkom verdichting, verlaag de spanning!’
Voorafgaand aan de prijsuitreiking waren er vanuit de Topkuilpartners diverse workshops. Namens OCI zette bodem- en bemestingsadviseur Anna Zwijnenburg met de schop in de grond op een rijtje hoe je bodemverdichting kunt herkennen en wat je simpelweg zelf al kunt doen om je bodem ‘open’ te houden zodat je een optimale aanvoer van voedingsstoffen kunt waarborgen. Een samenvatting van de workshop kunt u zien in de video ‘Een kluit kan heel veel vertellen over de bodemconditie’.

Topkuil is een jaarlijks terugkerend competitie-element waarbij gezocht wordt naar de maker van de beste voorjaarkuil. Topkuil werd dit jaar voor de tiende achtereenvolgende jaar ​georganiseerd door Agrio uitgeverij samen met haar Topkuilpartners OCI, Eurofins, Beter Ruwvoer, Plantum en Reesink.

Bron: Agrio / Melkvee.nl, OCI / NutriNorm.nl

Overbemesting wintertarwe, aardappelen en uien mei 2021

Op dit moment, half mei, zijn alle hoofdgewassen gezaaid en geplant en voorzien van een basisbemesting met organische mest en/of kunstmest. De eerste gewassen zijn zelfs al zo ver dat ze toe zijn aan de overbemesting.

Wintertarwe
De percelen die op dit moment in stadium F7 (2e knoop) zitten, zijn toe aan een aanvullende stikstofbemesting. Op zand- en lössgrond is dit vanwege arbeidsefficiënte ook vaak tevens de laatste gift. Geef, afhankelijk van de opbrengstverwachting en verwachte nalevering door de grond, 150-250 KAS aan wintertarwe op zand. Voor klei en löss geldt een adviesgift tot maximaal 300 kg KAS per hectare.

Aardappelen
In aardappelen op zandgrond is het meer en meer de tendens de eerste stikstofgift te beperken zodat ook de loofgroei wordt beperkt. De uiteindelijke gift is uiteraard mede afhankelijk van de gegeven hoeveelheid organische mest. Voor een volledige ontwikkeling heeft het gewas 120-150 kg stikstof nodig. Is er 40m3 rundveedrijfmest (gehalten 4 N/1,3 P /5 K) gegeven, dan beschikt het gewas al over circa 80 kg direct opneembaar ammonium. Er is dan aanvullend nog 40 – 70 kg N nodig. In het verleden werden vaak hogere giften organische mest gegeven en vervolgens ook nog eens 300-400 KAS bij de start. Dit gaf een explosie aan loof.

Het huidige advies is dan ook de eerste gift te beperken en wel tijdig een 2e gift te geven die dan meer ten goede komt aan de knolgroei van de aardappelen. Een goede startgift is derhalve circa 50 kg N/ha, gevolgd door een 2e gift van 40-50 kg N/ha na begin knolzetting. Geef zodra de knolletjes circa 1-1,5 cm groot zijn. Dit is gemiddeld 3 weken na opkomst (eerste helft juni).
Afhankelijk van stand, perceel, voorvrucht kan zo nodig nog een laatste gift van 0-40 kg N/ha worden gegeven in de tweede helft juni.

Door de grote verschillen in gehalten van drijfmest en nalevering van stikstof uit de grond is het verstandig voor enkele percelen te kiezen voor een vorm van gewas- en of grondmeting. Dit kan bijvoorbeeld met eigen bladsapmeting of via Nova Crop Control, bijmestadvies (grondmonster) via o.a. Eurofins of via metingen met een sensorsysteem op de trekker/spuit. Houd vooral ook rekening met nalevering uit groenbemesters of gras voorvrucht.

Uien
Uien hebben bij de start beperkt stikstof nodig. De totaalgift bedraagt ca. 100-120 kg N.  Hogere giften kunnen ten koste gaan van de kwaliteit (o.a. hardheid). Wacht met een aanvullende gift tot begin bolling, of uiterlijk tot 1 juni.

Bron: Delphy

Heb geduld met grondbewerking ná de oogst

Behoud van een goede structuur is een van de pijlers onder goed bodembeheer. Een goede structuur betekent een goede onderlinge binding van minerale gronddelen en organische stof. De structuur kan echter ook te los zijn. Wat heeft dit voor gevolgen?

Zeker bij relatief vroeg vrijkomende percelen (tafelaardappelen, pootgoed) wordt nogal eens gekozen voor de inzet van ijzer om na de oogstwerkzaamheden de bovengrond vlak te rijden. De klus geklaard, sporen van transport zijn niet meer zichtbaar. Helaas is er in de bovengrond dan wel een onsamenhangend geheel ontstaan dat bij neerslag als een spons water blijft vasthouden. Vooral als er sprake is van een ploegzool en/of een lichte zavelgrond (8-17,5% lutum) is dat funest. Voorlopig kun je dan niet meer op het perceel terecht. Laat je daarom niet verleiden en wacht met grondbewerking totdat er gelijk een wintergewas wordt ingezaaid of dat er kan worden geploegd.

Bron: Delphy

Belang van bodembeheer en timing in de landbouw

Een adequate ontwatering blijft bij de grondwaterprofielen uitermate belangrijk om neerslag snel te kunnen afvoeren. Storende lagen zoals een ploegzool die de waterinfiltratie vertragen, veroorzaken wateroverlast of maken een perceel in het voorjaar laat. Probeer storende lagen uiteraard te voorkomen en pak ze, als ze al aanwezig, aan. De herfst is daar een goede periode voor.

Zo is het mogelijk voorafgaand aan de inzaai van wintergraan ondiepe verdichtingen (tot ca. 40 cm diepte) op te heffen. Het beste moment blijft een profielcorrectie onder droge omstandigheden met direct aansluitend een diep wortelend gewas om weer structuur in de grond te brengen. Die omstandigheden heb je vaak eerder bij inzaai van de groenbemester dan bij inzaai van wintergraan; de herfst is immers normaliter natter dan de nazomer. Laat je daarom bij een droge periode tót half oktober niet verleiden tot het inzaaien van wintertarwe. De kans op ziekteoverdracht (gele roest, septoria of het gerstevergelingsvirus) van dit jaar naar de komende teelt is te groot. Corrigerend is er wellicht ook met een woeler nog wat te doen, maar beoordeel dan altijd in de stoppel volgend jaar of het gewenste resultaat bereikt is.

Wacht niet te lang met oogsten

Voorlopig moeten er nog veel bieten en frietaardappelen de grond uit. Voor bieten geldt dat het uiteraard belangrijk is dat er voldoende suiker in zit, maar rond half november is de groei er wel uit. Wachten met rooien op dat moment omdat je half december pas hoeft te leveren betekent een fors toenemend oogstrisico met diepe sporen en bodemverdichting. Rooi daarom als het kan. Frietaardappelen moeten voldoende droge stof (OWG) hebben voordat er gerooid kan worden. Wordt er na half oktober gerooid en is de volgteelt een wintergraan, dan heeft het de voorkeur dit gelijk te zaaien zodat er in de tussentijd geen water op de zeefgrond kan vallen. Dat is uiteraard een capaciteitsvraagstuk bij een mogelijk afnemend aantal werkbare dagen. Een kapitaalintensieve teelt als aardappelen heeft dan altijd voorrang ten opzichte van wintergraan. Bedenk ook dat kleigrond na een bewerking of inzaaien altijd moet kunnen indrogen voordat er neerslag in valt.

Soms wordt er geploegd om drogere grond boven te krijgen voor de inzaai van wintergraan. Ploeg echter geen water onder. Dit veroorzaakt interne slemp en een storende laag tijdens het groeiseizoen met opbrengstderving tot gevolg. Spitten en zaaien in één werkgang is een optie die tot later in het seizoen nog een redelijk resultaat geeft. Toch blijft het ook dan een lastige afweging om nog wintergraan te zaaien of te kiezen voor zomergraan met een lagere opbrengstpotentie. Het gezegde “zaaien is raaien” is en blijft daarom nog steeds actueel.

Bron: Delphy

Najaar prima startpunt voor verbetering biologische bodemvruchtbaarheid

De bodem verzuurt jaarlijks door onder meer gewasonttrekking, uitspoeling en eventueel de verzurende werking van sommige minerale meststoffen en organische mest. Het laatste kwartaal van het jaar is een mooi moment om de mate van verzuring te meten zodat bekend is of er een kritische grens is bereikt. Het overschrijden van de grens heeft namelijk negatieve gevolgen voor de biologische bodemvruchtbaarheid.

Het meten van de verzuringsgraad doe je door een bodemanalyse uit te laten voeren zodat de pH-waarde bekend wordt. Op basis hiervan kan de beslissing genomen worden voor een bekalking om daarmee de grond minder zuur te maken. Regenwormen en dan met name de pendelaars, als belangrijk onderdeel van de biologische bodemvruchtbaarheid, gedijen bij een extra bekalking en hogere pH.
Voor een goede gewasgroei is het essentieel de pH op een optimaal niveau te houden, op de meeste gronden tussen de 6 en 7. Voor de akkerbouw is de optimale pH afhankelijk van het bouwplan, omdat gewassen verschillende eisen stellen aan de pH. Zo hebben bieten een hogere pH nodig dan aardappelen. Het aandeel bieten of aardappelen in het bouwplan heeft dus invloed op de hoogte van de optimale pH.​ Op zandgronden worden pH-waarden tussen 5 en 6 aangehouden. Op de zuurdere gronden zoals veen wordt een pH van 4,8 geadviseerd.

Verbetering biologische bodemvruchtbaarheid helpt pH de goede richting op

De biologische bodemvruchtbaarheid heeft betrekking op de rol (nutriënten kringlopen, vorming bodemstructuur en ziektewering) van de levende organismen in de bodem. Het bodemleven is zeer divers en omvat enorme hoeveelheden. Gemiddeld bestaat 5% van de organische stof in een gezonde bodem uit bodemleven. Hiervan is zo’n 15% regenwormen. Binnen de groep regenwormen zijn de pendelaars cruciaal; zij zorgen in de bodem voor betere drainage-, beluchting- en bewortelingsmogelijkheden. Pendelaars gedijen het best in bodems met een hogere pH. Bij managementbeslissingen voor een optimale pH wordt natuurlijk in eerste instantie gekeken naar het bouwplan. Zijn er echter wensen of mogelijkheden om de pH nog aanvullend te verhogen, dan stelt de pendelaar dit op prijs. Pas bij voorkeur een calciumhoudende kalkmeststof toe.

Vermijd bodemverdichting

De komende weken is de pH niet alleen met een bekalking positief te beïnvloeden, ook het oogstproces kan een bijdrage leveren. Doe er alles aan om bodemverdichting zo veel mogelijk te beperken, dit werkt namelijk verzurend. Beperken betekent aandacht voor bandenkeuze, bandendruk en berijdingsintensiteit.

Bekalking liefst in het najaar

De pH daalt, afhankelijk van het organische stofgehalte, ongeveer 0,05 tot 0,1 punt per jaar. Bij een relatief laag organische stofgehalte fluctueert de pH sneller. Kalk heeft tijd nodig om volledig tot werking te komen. Daarom is in veel gevallen het najaar ook het beste tijdstip om kalk te strooien. Daarnaast is het voordeel van bekalken in het najaar de veel lagere kans op ammoniakvervluchtiging. Dit krijg je namelijk als kalk in aanraking komt met ammoniumstikstof uit meststoffen.

Bron: OCI

Vanggewas of winterteelt op zand- en lössgronden

Wanneer op bouwland met zand- of lössgrond gewassen worden geteeld, moet er aansluitend gedurende de winter een vanggewas worden geteeld.. Het vanggewas neemt de stikstof op die na de oogst in de bodem is achtergebleven.

Voor bouwland op zand- en lössgrond kan er worden gekozen uit 3 opties:

  • U zaait een vanggewas in op zijn laatst op 1 oktober. Dit doet u na de oogst of als onderzaai.
  • U kiest voor een gewas op de lijst met winterteelten voor zand- en lössgrond.
  • U kiest voor een korting op uw stikstofgebruiksnorm voor het volgende jaar. Deze krijgt u wanneer u na 1 oktober een vanggewas inzaait. Of helemaal geen vanggewas inzaait.

Het te zaaien vanggewas hoeft niet persé één gewas zijn, maar mag ook een mengsel zijn. Dit mengsel moet dan wel voor minimaal tweederde uit gewassen bestaan zoals vermeld op de t met vanggewassen. De lijsten van vanggewassen en winterteeltgewassen zijn te vinden op de site van RVO.

Het advies is om uiterlijk 1 oktober het vanggewas te zaaien. Wordt het vanggewas later gezaaid, dan mag volgend jaar minder stikstof worden gebruikt. De opgevangen stikstof komt weer ten goede voor de teelt van het jaar erop. De korting geldt voor het aantal hectares waarop u het vanggewas niet tijdig gezaaid heeft. Het gaat hierbij om de totale stikstofgebruiksnorm. Hieronder is te zien welke kortingen gehanteerd worden:

Inzaaidatum                            Korting op stikstofgebruiksnorm
2 t/m 14 oktober                      5 kg N/ha
15 t/m 31 oktober                    10 kg N/ha
Vanaf 1 november                   20 kg N/ha

Het vanggewas mag pas vernietigd worden ná 1 februari. Het maakt daarbij niet uit of het vanggewas als onderzaai of als zaai direct na de oogst is gezaaid. Wordt het eerder vernietigd, dan wordt er ook gekort op de stikstofgebruiksnorm. Deze korting is 20 kg N/ha.

Bron: Delphy

In de herfst nog compost aanvoeren?

De periode van dierlijke mest uitrijden is achter de rug. Wanneer er op het bedrijf nog ruimte is om stikstof of fosfaat aan te voeren, dan is een van de laatste opties compost. Compost zorgt ervoor dat de bodemstructuur verbetert en, voor zover nog van toepassing, planten geleidelijk nog  voedingsstoffen. Daarnaast zijn er nog meer voordelen op lange termijn, zoals het verhogen van het organische stofgehalte.

Compost telt voor 25% mee van de hoeveelheid fosfaat bij de berekening van de fosfaatgebruiksnorm. Voorwaarden hiervoor zijn wel dat voor ten minste 20 kg fosfaat per hectare uit compost komt. Daarnaast wordt er niet meer compost gebruikt aan fosfaat dan de maximale fosfaatgebruiksnorm.

Heeft u percelen die in de hoge norm vallen qua maximale fosfaat aanvoer mogelijkheden (40 kg per hectare). Dan mag u wanneer voldaan wordt aan bovenstaande eisen nog eens 5 kg extra fosfaat aanvoeren.

Bron: Delphy

Reparatiebekalking gelijk na maishakselen

Voor alle geoogste maispercelen waarop nog geen vanggewas is ingezaaid, is het nu met de huidige droge omstandigheden een gunstig moment voor een reparatiebekalking. Voor een goede werking van kalkmeststoffen is namelijk het advies deze toe te dienen in het najaar. Kalk is slecht oplosbaar en verplaatst zich daarom weinig en langzaam in de grond. Het heeft tijd nodig om z’n werk te kunnen doen.

De snelste methode is na hakselen de kalk aan te brengen en vervolgens in één werkgang de stoppel en kalk in te werken en het vanggewas te zaaien. Is er sprake van storende lagen, woel dan eerst.

Calciumionen moeten zich binden aan het complex van organische stof en kleideeltjes om hun werk ten aanzien van structuur te kunnen doen.

Daarvoor zijn 2 dingen belangrijk:

1) vroege toediening
2) menging met grond

Kalk die alleen wordt uitgereden komt vrijwel niet tot werking. Het moet daarom gemengd worden met de grond, dus inwerken. Uit onderzoek is gebleken dat de snelheid van werking mede afhankelijk is van de mate van inwerken. Op zandgronden is mengen en inwerken uitstekend te doen door de grond meerdere malen te cultivateren (verschillende diepten). Om een bekalking optimaal te benutten moet er voorafgaand aan de volgteelt eigenlijk niet of in ieder geval niet te diep worden geploegd. Je haalt dan namelijk de dieper gelegen zuurdere grond boven die je net niet in het zaaibed wilt hebben.

De benodigde hoeveelheid kalk is afhankelijk van het organische stofgehalte van de grond, de huidige en de gewenste pH. Voor zandgrond is, uitgaande van een bouwvoor van 25 cm, gemiddeld 150 – 200 NW (Neutraliserende Waarde) per 0,1 pH nodig. Reparatie van de pH kan met een kalkmeststof  (ca. 50% NW) of vloeibare Betacal (17% NW). Wanneer de pH voorafgaand aan de reparatie lager is dan 5, dan is het verstandig de kalk in twee keer te geven, vóór (2/3 in het najaar) en na het ploegen (1/3 in het voorjaar). Een goede kalktoestand draagt bovendien bij aan een betere beschikbaarheid van voedingselementen en een verhoging van de bindingscapaciteit (CEC) van de grond. ​

Bron: Delphy, OCI

Prima omstandigheden voor corrigerende grondbewerking maïsland

Een verdichte laag onder de bouwvoor verhindert de afvoer van een mogelijk surplus aan neerslag de komende maanden. Gebruik, zodra de maïs van het land is, de huidige fraaie omstandigheden om de verdichte laag te corrigeren.

Het advies is een eventuele correctie uit te voeren met een cultivator of een spitmachine en niet dieper dan waar de verdichting zit. De huidige omstandigheden hiervoor zijn nu ideaal. De bouwvoor is minder gevoelig voor een hernieuwde verdichting en heeft bovendien de langste tijd om te bezakken. Gebruik een cultivator met een soort ganzenvoet onder de tanden die de grond wat optilt en weer laat zakken. Mengen van de grond is niet de bedoeling. Om deze reden kun je, als je een spitmachine inzet, het beste smalle tanden gebruiken. Op deze manier hef je een verdichte laag op en krijg je door de betere waterafvoer minder snel last van een toplaag die dichtslaat.

Bron: OCI

Probeer nog zo veel mogelijk vers gras te voeren

Bij het schrijven van dit stuk is de herfst net begonnen, niet alleen volgens de kalender maar ook in werkelijkheid. Zojuist hadden we nog een flinke regenbui in Zuidoost Brabant met veel wind. Uiteindelijk viel er 9 mm regen, dus dat valt op zich nog wel mee. In andere regio’s is er meer gevallen, dit was zeker niet altijd gewenst. Met deze herfstbui vers in het geheugen is het niet gek om de volgende vraag te stellen: “Wat betekent de aankomende herfst voor het resterende deel van het grasseizoen?”

De laatste weken is er nog ontzettend veel gras gegroeid en geoogst. Ondanks dat het gras langzamer groeit dan een korte tijd geleden kunnen we zeggen dat de groei er nog steeds in zit. Ook bevat het gras wat nu op de velden staat veel eiwit. Je bent dus een dief van je eigen portemonnee als je daar met de huidige eiwitprijzen geen gebruik van maakt. Momenteel is ook de mais hard aan het afrijpen. De snelheid waarmee dit gebeurd wisselt dan dag tot dag maar gaat wel gestaagd door. Ik vergelijk het weleens met een koe die zichzelf droog aan het zetten is, die krijg je niet meer terug aan de melk. Ook mais die ‘de knop’ heeft omgezet, gaat door met afrijpen. Hopelijk komt er nu, en zo ziet het er ook een beetje naar uit, weer een droge periode om deze oogst mooi droog in de kuil te krijgen.

Dan nog even terug naar het gras. Probeer zoveel mogelijk vers gras in de dieren te krijgen. Door de dieren vers gras te laten eten kan de beschikbare voerderwaarden beter benut worden dan wanneer het gras eerst ingekuild word. Om nu vers gras in de koe te krijgen is wel hulp nodig in de vorm van aanvullend rantsoen. Droge, relatief energierijke producten helpen om de pens goed te laten werken. Zie dit als een basis voor de benutting van het voer.

Op zich is nu de tijd om de jongere dieren op te stallen. Hoewel? Door de jonge dieren s ’nachts op te stallen en bij te voeren kunnen ze bij droog weer nog best even naar buiten. Op deze manier kunnen de jonge dieren nog profiteren van het frisse eiwitrijke gras.   Een bijkomend voordeel is dat ze danvolgend jaar weten waar de perceelgrenzen zijn (draad of sloot) en weten ze wat grazen betekent. Nu 2 – 3 weken buiten geeft volgend jaar veel gemak!

Na maaien nog een keer weiden

Als het lukt om alle percelen na het maaien nog een keer te beweiden heb je voor komend jaar alvast een voordeel. Het beweiden stimuleert de uitstoeling. Dit komt niet meteen, maar ongeveer een half jaar later. Weidegang in het najaar geeft in het voorjaar een dichtere zode. Ook is de herfstperiode prima geschikt om nog wat aan onkruidbestrijding te doen. Bij meerjarige onkruiden met penwortels (paardenbloem, ridderzuring) gaat de sapstroom nu naar de wortel en minder naar het blad. Ze zijn dan beter te bestrijden. Dus heb je deze onkruiden, en zeker als je ‘mooie’ rozetten hebt staan, maak dan werk van de bestrijding!

Bron: PPP-Agro Advies

In de nazomer altijd aandacht voor kroonroest

Smakelijk gras is een van de belangrijkste voorwaarden om een koe zo veel mogelijk droge stof op te laten nemen. De smakelijkheid wordt in negatieve zin beïnvloed door onder andere kroonroest. Kroonroest is een schimmelziekte die vanaf eind juli / begin augustus tot ver in het najaar kan optreden. Vooral vochtige en relatief warme omstandigheden versterken het optreden er van. Met het huidige hete droge weer lijkt er voorlopig nog geen vuiltje aan de lucht. Toch kan de situatie zo maar omslaan en hebben we weer te maken met bijvoorbeeld lange dauwnachten.

Wat kun je op korte en langere termijn doen om kroonroest zo veel mogelijk te beperken?

Problemen met kroonroest zie je met name in zodes met een groot aandeel Engels raaigras. Onderzoek heeft uitgewezen dat tetraploïd Engels raai minder gevoelig is dan diploïd. Elk ras heeft overigens een bepaalde mate van resistentie tegen kroonroest. Houd hiermee rekening bij de rassenkeuze als je een perceel doorzaait of opnieuw inzaait. In de rassenlijst vind je een overzicht van de resistentiecijfers.

Probeer gras zo veel mogelijk aan de groei te houden

Zo lang het gras aan het groeien is, is de kans op kroonroest beperkt. Laat het echter niet te lang worden; maai en/of beweid regelmatig. Een perceel met een dichte zode c.q. met lang gras droogt slechter en daarmee vergroot je het risico op kroonroest. Om het perceel aan de groei te houden is uiteraard voldoende vocht mogelijk, maar is er ook nog wat te sturen met bemesting. Zeker op de zandgronden is het in deze tijd van het jaar belangrijk dat de kalitoestand op peil is. Ook een kleine stikstofgift draagt bij aan een groei-impuls. Dit laatste onderstreept het belang om eventueel klaver aan sommige van je percelen toe te voegen. Hiermee creëer je ruimte om in de tweede helft van het groeiseizoen op percelen zonder klaver nog een keer stikstof (KAS) te strooien. Mocht je onverhoopt toch getroffen worden door een kroonroestaantasting, dan is het advies om het perceel schoon te maaien. Hiermee wordt niet alleen het aangetaste gras afgevoerd, maar wordt bovendien de groei van etgroen weer gestimuleerd. Spuit de maaier na afloop schoon om sporenoverdracht op andere percelen te voorkomen.

Bron: OCI Agro

Augustus de tweede meimaand?

Nat-droog-nat-en nu weer op weg naar droog? Dit lijkt het ritme van de vochttoestand te worden in 2023.

Wat betekent het ritme van de vochttoestand in 2023 bijvoorbeeld voor de bemesting op korte termijn?

Na de lange, natte periode met een piek in de eerst week van augustus is iedereen blij met het droge en warmere weer van nu (half augustus). Er zijn nog maar weinig gebieden in Nederland waar een vochttekort is. Dit is in het veld ook te zien! Overal is het stralend groen, behalve in graanpercelen die tot op heden niet geoogst konden worden en aardappelpercelen met een phytophthora-besmetting.

Zeker gras, bieten en de meeste mais staan er goed bij. Uitgezonderd natuurlijk de percelen waar het toch te nat is geweest. Of is hier sprake van een andere oorzaak? Denk aan structuurbederf (te weinig geduld gehad?), te veel of te weinig voedingsstoffen of een te lage pH. Kort door de bocht het overschot aan water de schuld geven is makkelijk, maar niet altijd de juiste weg.

Augustus is ook de laatste maand van drijfmest uitrijden op grasland; op bouwland zijn er uitzonderingen t/m 15 september. Augustus is tevens de laatste maand dat er eventueel nog mest afgezet kan worden die rechtstreeks het land op kan.

Kunstmest-N kan en mag t/m 15 september gestrooid worden

Doe dit echter met beleid. De behoefte is lager en ook de nawerking van eerder uitgereden dierlijke mest en de leverantie van de bodem moet zeker worden meegenomen. Kleine giften kunnen echter wel werken om het gras mooi aan het groeien te krijgen en smaakvol te houden. Met goede apparatuur moet het mogelijk zijn om 10 – 15 kg N/ha te verdelen.

Augustus kan dus samengevat een hele praktische maand zijn met de oogst van veel, goed gras, een goede groei (en vooral kolfvulling) van de maïs en een beetje bemesting. Augustus kan echter ook een hele ‘theoretische’ maand zijn, bijvoorbeeld om te kijken of er problemen zijn met de bemestingstoestand (analyseformulier erbij pakken), of om te kijken of er nog maatregelen vanwege wetgeving moeten worden genomen (eventuele mestafzet, stoppen met kunstmest strooien omdat er al teveel is gebruikt!)

Bron: PPP-Agro Advies

Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting
  •  *
  •  *
  •  *
Ontvang de NutriNorm nieuwsbrief met actuele kennis over bemesting